Column: Lees Lokaal!
Het is toch zeker vijftig jaar geleden dat ik kennis met hem maakte, en toch herken ik hem meteen, ondanks die rare grimas op zijn gezicht. De naam van zijn hond popt ook onmiddellijk op: Skip. Dat er boven de bunker bij het aan hen gewijde monument een drone hangt, is niet meer dan toepasselijk. Die bunker speelt een rol in Het geheim van de Bosplaat, het zesde verhaal in de serie ‘De avonturen van het zeilschip “De Vrijheid” ’, een verhaal waarin nogal wat technische noviteiten in de strijd geworpen worden.

Dat laatste herinnerde ik me niet, maar constateerde ik nadat ik weer thuis in een tweedehandsboekwinkel een exemplaar van Het geheim van de Bosplaat op de kop tikte.
Veel plezier beleefde ik overigens niet aan het herlezen van dit avontuur van Kapitein Rob van Pieter J. Kuhn. Ik ben hem duidelijk ontgroeid. En de link met de Boschplaat – waar ik tijdens mijn vakantie op Terschelling urenlang wandelde, en op de plaquette stuitte – is ook nog eens minimaal. Terwijl ik juist zo nieuwsgierig of dat uitgestrekte natuurgebied ook literair uit de verf zou komen.
Nee, dan dit citaat uit een van de brieven die Jan van Oort/Jean Dulieu aan zijn vrouw Kitty schreef (en door dochter Dorinde van Oort wordt geciteerd in Paulus de Boskabouter of Het dubbelleven van Jean Dulieu): ‘Als je een baby een uur lang naar de Boschplaat laat kijken staat het kind zijn hele verdere leven wijd open voor natuur! In gedachten zie ik kleine Paulus over de geweldige uitgestrektheid van de Plaat lopen. Hij ziet er ingelukkig uit. Kabouters zijn niet bang voor eenzaamheid. Gisterenavond heb ik hem ook al door het bosch zien lopen met een konijn. Het komt me voor dat hij er al wat bruiner uitziet dan in het grote bosch. De zeelucht hè!’
Hoewel ik wist dat Jean Dulieu na de oorlog een aantal jaar op Terschelling woonde (ik geloof dat het huis dat hij eigenhandig verbouwde zelfs te zien is op een van de foto’s die ik de afgelopen week maakte om me ervan te vergewissen dat die vogel op dat paaltje echt een valkje was), was ik me er niet van bewust dat zijn Paulus de Boskabouter zo direct met het eiland verbonden is (er zijn zelfs verhalen over Paulus vertaald in het Terschellings in de hoop zo dit dialect – of eigenlijk de drie dialecten te redden: Salomo de raaf en oom Hendrik spreken daarin Westers, Oehoeboeroe Meslânzers en alle anderen Aasters).
Kapitein Rob was een passant, die – net als zijn schepper Pieter Kuhn – met zijn zeilschip regelmatig aanmeerde in de haven van West en Paulus de Boskabouter een kind van de streek. En dan heb je nog Sil Droeviger, beter bekend als Sil de strandjutter. Hij is waarschijnlijk het meest Terschellinger personage uit de Nederlandse literatuur. Vond ook Jan Decleir, die Sil speelde in de televisieserie die er naar het boek van Cor Bruijn werd gemaakt. Decleir verwoordde het zo – de tekst hoort bij een monument dat een ode aan Sil de strandjutter wil zijn: ‘Er zou een beeld van Sil moeten komen op Terschelling. Om de eilanders eraan te herinneren waar ze vandaan komen. Om de argeloze wandelaar te waarschuwen dat dit paradijselijk eiland geboetseerd is uit woede, intelligentie, strijd, verzet, heroïek, uitzinnige vreugde, adembenemende liefde en bodemloos verdriet. Omdat dit fictief personage de ziel portretteert van de eilanders van Terschelling, de ouden zowel als de jongen.’ Dat beeld kwam er dus. Je kunt het niet missen als je richting de Boschplaat fietst.
Pieter Kuhn, Jean Dulieu en Cor Bruijn. Drie schrijvers die iets hadden met Terschelling. Zij zijn niet de enige auteurs die zich door het eiland lieten inspireren. Maar tot nu toe leverde dat nog geen literaire meesterwerken op. Terwijl juist eilanden zich uitermate goed lenen voor meer dan alleen maar spannende of romantische intriges. Denk bijvoorbeeld aan Robinson Crusoe van Daniel Defoe, Lord of the Flies van William Golding, Het eiland van Victoria Hislop en Walvistij van Elizabeth O’Connor of – van eigen bodem: Honderd deuren van Maria Stahlie, Pelican Bay van Nelleke Noordervliet, Birk van Jaap Robben en Slaap zacht, Johnny Idaho van Auke Hulst.
Het isolement dat onmiskenbaar bij een eiland hoort, zet zaken op scherp. Een eiland is karakter, intrige en decor ineen.
Om mijn verblijf op Terschelling nog wat te rekken, ben ik op dit moment bezig in De duiker van Mathijs Deen, waarin voor Terschelling een bescheiden rol is weggelegd. Eerder deze week las ik De Hollander al, en De redder ligt al klaar. Spannende boeken zijn normaal gesproken niet zo heel erg aan mij besteed, en als de thrillers van Mathijs Deen zich niet af zouden spelen op de Wadden, dan zou ik er waarschijnlijk nooit in begonnen zijn (terwijl ik wel van zijn werk houd, zijn fictie en zijn non-fictie). Maar tot mijn eigen verbazing geniet ik niet alleen van zorgvuldige en beeldende manier waarop Deen schrijft over water dat zich terugtrekt en zich vervolgens weer opdringt, maar ik betrap me er ook op dat ik tijdens het lezen actief bezig ben met het oplossen van de beschreven moorden.
Na De redder rest er nog een boek, en dan is ook deze vakantie definitief voorbij. Het enige boek van alle titels die ik hierboven noemde dat ik daadwerkelijk meenam naar Terschelling: Zeven dieren bijten terug van Frank Westerman, een eigentijds beestenboek waarin Westerman onderzoekt wat de gevolgen van het smelten van sneeuw en ijs zijn voor narwal, lemming, paling, rotgans, ijsbeer, rendier en koningskrab. Westerman reisde in het kielzog van Willem Barentsz. En die werd op Terschelling – om precies te zijn in Formerum – geboren.
Liliane Waanders (1963) is (literair) journalist en programmamaker. Zij interviewt inmiddels al meer dan dertig jaar schrijvers op podia, is betrokken bij Biografieportaal, schrijft voor Awater en de Poëziekrant en onderhoudt een eigen literaire website: hanta.nl