Improvisatie in de klassieke muziek
Improvisatie is in het algemeen niet gebruikelijk in de klassieke muziek. De partituren zijn volledig uitgeschreven. In vroeger tijden werd er veel meer geïmproviseerd. Diverse componisten waren destijds bekend om hun improvisaties.

In de barokperiode (1600-1750) moesten de klavecinisten en organisten de harmonieën (akkoorden) vaak zelf invullen, en improviseerde Bach in zijn fuga’s en toccata’s.
In de klassieke periode (1750-1820) voegden componisten zoals Beethoven en Mozart vaak aan het eind van een deel van een concerto een solo-passage toe waarin de solist zonder begeleiding van het orkest kon improviseren. Dit werd een cadenza genoemd. Hier kon de virtuositeit van de solist tot zijn recht komen.
Later gingen de componisten deze cadenza’s vrijwel altijd uitschrijven.
In de Romantiek (19-de eeuw) waren vooral Liszt en Chopin om hun improvisaties bekend.
Tegenwoordig wordt er relatief weinig geïmproviseerd, wel nog in orgelmuziek, experimentele muziek, en natuurlijk in de jazz. De laatste zou zonder improvisaties bij wijze van spreken niet kunnen bestaan. Er wordt een thema gespeeld en erna improviseren de diverse instrumenten op de melodie van het thema.
De cadenza in het pianoconcert no 23 in A majeur, K 488. van Mozart is door Mozart zelf geschreven. Ongetwijfeld zal in die tijd hiervan zijn afgeweken, al was het alleen maar om de virtuositeit en muzikaliteit van de solist te laten horen. De jazz pianist Chick Corea heeft de cadens in dit concert met zijn eigen improvisatie ingevuld.
Dit is te beluisteren van 11:11 tot 13:37
De uitgeschreven cadens van het concert is te horen van 10:31 tot 11:43 in de uitvoering van Daniil Trivonov en het Israel Camerata Orchestra bekijk deze uitvoering
Als u beide vergelijkt kunt u zich een mening vormen.
In de klassieke muziek brengt de pianiste Gabriela Montero de improvisatie weer in de concertzaal.
Een voorbeeld: kun je hier beluisteren
En een voorbeeld hoe zij denkt kun je hier bekijken