Interview met Ad Verbrugge – De Gezagscrisis
Hoe wordt gezag verkregen? Wat heeft het te maken met succesvol zijn en met praktische wijsheid? Ad Verbrugge, filosoof, laat in zijn essay ‘De Gezagscrisis’ zien hoe de gezagsverhoudingen op allerlei niveaus in het ongerede zijn geraakt. Het boek staat op de keuzelijst Filosofie van Senia. Senia ging met hem in gesprek.


Ad Verbrugge – De gezagscrisis
Auteursinformatie
Ad Verbrugge (1967) is hoofddocent sociale en culturele filosofie aan de VU in Amsterdam. Hij is lid van centrum Ethos, coördinator van de masteropleiding Filosofie van Cultuur en Bestuur en oprichter van het YouTube-kanaal De Nieuwe Wereld. Hij is voorzitter van Beter Onderwijs Nederland en de Filosofische School Nederland. In 2019 won hij samen met collega’s Govert Buijs en Jelle van Baardewijk de Socratesbeker voor ‘Het goede leven & de vrije markt’.
Ad Verbrugge schetst in zijn essay ‘De Gezagscrisis’ (2023) de ontwikkelingen in de samenleving vanaf de jaren zestig. Hij stelt dat er een leegte schuilgaat in onze huidige consumptieve samenleving. Zowel burgers als overheid zijn vatbaar geworden voor de grillige krachten die de bestaande orde hebben uitgehold. De deugdethiek van Aristoteles is een rode draad in zijn essay. Ik ontmoet hem in de Filosofische School in Leiden.
Uw boek ‘De Gezagscrisis’ heeft ruim 300 pagina’s. Is het nog een essay?
Verbrugge: “De vorm is een essay. De omvang is een boek. Je kan ook zeggen, het zijn vijf essays die op elkaar gestapeld zijn. Ze verwijzen duidelijk naar elkaar, maar ze zijn wel echt verschillend. Het eerste deel biedt de begripsstructuur en het tweede deel is een historische verhandeling. Het derde deel biedt een soort filosofische cultuurpsychologie. Het gaat onder andere over de opkomst van woke, over hoe het komt dat we meegaan in de polarisatie, over de netwerksamenleving en ook over onder welke condities een democratie heden ten dage werkt. In het vierde deel beschrijf ik de leegtes die op allerlei domeinen ontstaan zijn bij de overheid en in de politiek. Het vijfde deel geeft enkele suggesties voor hoe de overheid haar gezag zou kunnen herwinnen. Het is veel, maar de eerste vier delen kunnen ook los van elkaar gelezen worden.”
Wat was voor u de belangrijkste aanleiding voor het schrijven van dit boek?
“Toch wel het inzicht dat heel veel maatschappelijke problemen en spanningen samenhangen met wat ik dan noem de legitimiteit van het gezag. Dat gezag houdt verband met de samenhang en de ordening van gemeenschappen en de bereidheid van mensen het gezag te aanvaarden.
Je merkt in toenemende mate dat die samenhang onder druk staat, waardoor er een soort wanorde ontstaat. De richting waarin we met elkaar opgaan is niet meer duidelijk. De gezagsverhoudingen zijn op allerlei niveaus in het ongerede geraakt. Het gaat niet alleen om het gezag vanuit de overheid, maar ook van de ouder, de leraar, de docent, de manager, de rechter, de voetbaltrainer etc. Dat maakt voor een deel de huidige, maatschappelijke turbulentie begrijpelijk.”
Kunt u het woord gezagscrisis kort definiëren?
“Ik zie het als het verlies van de legitimiteit van gezagsverhoudingen. En legitimiteit begrijp ik dan als het recht op het recht. In mijn essay onderzoek ik wat maakt dat mensen recht van spreken krijgen en wat er mogelijk in de weg staat.”
Wilt u iets meer vertellen over het recht op het recht van gezag?
“De traditionele gezagsverhouding, zoals we dat vroeger zagen, gaf de gezagsdragers automatisch recht van spreken. Binnen een geloofsrichting, het gezin, het verenigingsleven of een politieke partij was het recht op het recht van spreken er bijna vanzelf. Die traditionele orde is voor een groot deel verdwenen. De vraag is dan, wat legitimeert nu, in deze tijd? Wat geeft mensen nu recht op dat recht?
Iemand kan recht van spreken hebben omdat hij kundig is, verstand van zaken heeft. Dan kan het gaan om een timmerman of voetbalcoach, met veel ervaring. Maar ook om de wetenschapper, de hoogleraar, de rechter, het RIVM. Tijdens de coronacrisis eiste de overheid aan de hand van allerlei wetenschappelijke commissies en rapporten recht op dat recht. Veel mensen waren bereid met de maatregelen van de overheid mee te gaan, omdat hun veiligheid in het geding was.
In de politiek, maar ook daarbuiten, zie je mensen het recht bijvoorbeeld krijgen door het behalen van successen. Dat zie je bij een succesvolle coach, maar je ziet het ook bij Poetin. Dit motief staat in hoge mate los van moraal. Mensen geven het recht van besturen aan iemand die in staat is om iets tot een goed einde te brengen, succes te boeken.
Daarnaast is er het recht van spreken dat te maken heeft met geestelijk leiderschap. Dat type van geestelijk gezag is veelal verbonden met een institutionele omgeving, het geestelijk gezag van de paus, de priester, de dominee, de imam. Sommige mensen hebben echter ook de ‘geest’, zij kunnen anderen begeesteren en ontlenen mede daaraan hun gezag. Het kunnen voorgangers van protestbewegingen zijn, die beschikken over een soort profetisch gezag, waardoor zij voor hun aanhang het ‘recht van spreken’ krijgen. Een specifieke vorm van gezag die ik in dit verband onderscheid, is het zogenoemde ‘messianistisch gezag’, waarin de voorganger als de verlosser wordt gezien. Dat zag je bijvoorbeeld bij iemand als Nelson Mandela, maar het speelde tot op zekere hoogte ook bij Pim Fortuyn of nu, bij Donald Trump.
Natuurlijk is gezag als zodanig niet altijd goed. Soms brengt iemand met gezag mensen de vernieling in.”
De deugdethiek van Aristoteles is een rode draad in uw essay. U legt de nadruk op de deugd Praktische Wijsheid. U zegt bijvoorbeeld: “Gezag van de politicus valt of staat met de mate van Praktische Wijsheid van de politiek leider.” Wilt u hier iets over uitleggen?
“Voor Aristoteles is het verschil tussen theoretische waarheid en praktische waarheid belangrijk. Iemand kan bijvoorbeeld een groot wetenschapper zijn, maar dat betekent niet dat hij een groot politicus is. Iemand met praktische wijsheid heeft gezag, omdat hij zorgt dat het evenwicht in de groep wordt bewaard. Zo iemand voorkomt dat er veel ongenoegen ontstaat, dat je als gemeenschap in balans blijft en dat je er met elkaar op vooruit gaat. Praktische wijsheid heeft ook heel erg de component van het juist inschatten van een situatie. Weten wat er leeft bij de mensen, wat het sentiment is. Op zo’n manier de orde handhaven dat er niet te veel gevoel van onrecht of willekeur ontstaat. Rutte bijvoorbeeld was een goede manager, kon veel diverse groepen bij elkaar houden, maar toch had een steeds groter wordende groep Nederlanders het gevoel niet serieus te worden genomen. Er ontstond een sentiment van verongelijktheid, wat natuurlijk heeft bijgedragen aan de opkomst van het populisme.”
Is het bieden van veiligheid de eerste prioriteit van de overheid?
“Het bieden van veiligheid is één van de kerntaken van de overheid, maar zeker niet de enige. Welzijn en vrijheid zijn grondrechten die door te veel veiligheidseisen in gevaar kunnen komen. We zien de laatste jaren dat die veiligheid cultureel een steeds grotere plek gaat innemen. Er zijn ‘safe spaces’, in de Kamer moet veiligheid gegarandeerd worden, studenten moeten ‘trigger warnings’ krijgen omdat literatuur te kwetsend of krenkend kan zijn. We zijn, in mijn ogen, tijdens de coronacrisis, vanuit een aspect van veiligheid het idee van welzijn en van vrijheid uit het oog verloren. Veiligheid kan ook als heel onveilig worden ervaren; een vergaande inmenging of binnendringing in het eigen domein, de intieme sfeer.”
U schetst in uw essay de ontwikkelingen in de samenleving in Nederland vanaf de jaren zestig. Via idealisme, broederschap, gemeenschapszin, naar een productie maatschappij en individualisme. Het beeld dat u oproept is behoorlijk zorgelijk. Ziet u ook lichtpuntjes?
“We hadden in Nederland in de eerste helft van de twintigste eeuw een samenleving opgebouwd, die je op die manier niet in andere landen zag. Het was in de zogenoemde zuilensamenleving niet alleen maar pais en vree, maar het werkte. Vanaf de jaren zestig werden de oude structuren van de zuilensamenleving en de daarbinnen geldende gezagsverhoudingen en politieke representatie in toenemende mate problematisch. In het verdwijnen van die oude structuren en de opkomst van de zogenoemde neoliberale overheid, zijn er leegtes ontstaan die het functioneren van de overheid als zodanig betreffen. Dat hangt natuurlijk samen met thema’s als migratiepolitiek, zorg, huisvesting e.d. maar ook met de legitimiteit van het gezag als zodanig. Een groeiende groep mensen twijfelt of het de goede kant op gaat en of ze nog bereid zijn mee te gaan met de gevestigde orde. De behoefte aan messianistisch gezag groeit, aan mensen die de verlossing brengen. Daarmee wankelt in feite de gehele politieke en maatschappelijke orde: de democratische rechtsstaat. De legitimiteit daarvan staat niet alleen in Nederland, maar in de gehele westerse wereld onder druk.
Ja, zijn er dan nog lichtpuntjes? Ik zie wel dat er aanzetten zijn. De bevolking heeft al aangegeven niet meer op deze manier verder te willen, dat is al iets. Ik merk wel dat er bij de overheid langzaam een reflectie op gang komt over de koers. Wat dat betreft hebben de verkiezingsuitslag en de vorming van kabinet Schoof hoe dan ook iets in beweging gezet. Ook in de ambtelijke wereld. Men is wel degelijk aan het nadenken over wat ze precies gedaan hebben en wat dat teweeg gebracht heeft. Ook binnen de zogenoemde maatschappelijke en bestuurlijke elite begint men zich af te vragen hoe het wellicht anders moet of kan. Maar ik ben daarmee niet meteen hoopvol; ik zie meteen ook het huidige kabinet voor me, dat worstelt met de gezagscrisis. Sterker nog, ik denk dat het gezag nu in een nog problematischer fase zit dan toen ik het boek schreef (2023). Alles is aan het schuiven. De samenhang is verdwenen.”
U zegt: “In de mediale context van het huidige politieke bedrijf is beeldvorming alles. De politiek schept in haar relatie tot het publiek een verbeeldingswereld.” Hebben wij mensen verhalen nodig?
“Zeker. Ik zie die verhalen niet anders dan die verbeeldingswereld. Want beeldvorming is heel uitdrukkelijk gericht op een indruk en een impressie die niet hoeft te stroken met wat er echt gaande is. In die verbeeldingswereld, vaak naar voren gekomen via de media, worden mensen, ook politici, soms onterecht gediskwalificeerd. Er wordt een bepaald beeld neergezet, een verhaal verteld. Vaak gaat het er om of iemand wel of niet aantrekkelijk wordt gevonden door het publiek. De kwaliteit van iemands optreden hoeft helemaal niet slecht te zijn, maar het beeld dat wordt neergezet domineert. Manipulatieve beeldvorming is een belangrijk onderdeel geworden van de politieke praxis. Dan zijn mensen bezig met hoe kom ik hieruit, maak ik wel een goede indruk, heb ik wel de reacties en netwerken die ik nodig heb. De werkelijke problematiek, de buurt die verbetering nodig heeft, de migratiestroom die moet worden verminderd of in goede banen moet worden geleid of het onderwijs dat op orde moet blijven, kortom de zaak zelf, verdwijnt naar de achtergrond.”
Ria Hullegie
Geniet je ook zo van de interviews van Senia? We zijn op zoek naar interviewers die het leuk vinden om eenmalig of vaker schrijvers van boeken van onze keuzelijsten te interviewen. Lijkt het je wat? Neem dan contact op met Maaike de Jong op nieuwsbrief@senia.nl.