Interview met schrijver Frits van Oostrom

21 november 2019

Frits Pieter van Oostrom (1953) is sinds 2002 universiteitshoogleraar in Utrecht. Daarvoor was hij 20 jaar hoogleraar Nederlandse letterkunde in Leiden; in 1999 gasthoogleraar aan de Harvard universiteit. Hij won diverse prijzen, waaronder de AKO literatuurprijs voor ‘Maerlants wereld’ (1996) en de Libris Geschiedenis Prijs voor ‘Nobel streven’ (2018). 

De heer Van Oostrom ontvangt mij vriendelijk in zijn herenhuis in het historische Delft. Aan een grote tafel bij een wand met boeken bevraag ik hem over zijn nieuwste boek ‘Nobel streven’. In dit boek lijken middeleeuwse letterkunde en geschiedenis samen te vallen. Van Oostrom: “In al mijn boeken verbind ik literatuur en geschiedenis. In mijn eerdere boeken stonden de literaire teksten op de voorgrond. Misschien heb ik voor ‘Nobel streven’ mijn jasje binnenstebuiten aangetrokken; een historische achtergrond, waarin de middeleeuwse tekst verscholen ligt. De interesse voor Jan van Brederode begon toen ik zijn boek ’Des coninx summe’ tegenkwam. Ik vond deze tekst altijd al interessant, maar in mijn vak was het lang onduidelijk wie het had geschreven. Ik ontdekte dat in 1924 bewezen was dat Jan van Brederode de auteur was. Het gaat hier om een diep religieuze tekst, geschreven door een ridder, een hoge edelman in de late middeleeuwen. Dat was voor die tijd heel bijzonder. Veel wetenschap komt voort uit verwondering; zo ook bij mij. Eenmaal begonnen met mijn speurtocht werd ik steeds meer verrast door alles wat er met en om Jan van Brederode gebeurde. Zijn gevechten bijvoorbeeld met de Friezen en in de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Zijn uit wanhoop geboren reis – omdat zijn huwelijk kinderloos bleef - naar een grot op Station Island in het noordwesten van Ierland. Zijn echtscheiding en zijn intrede in een kartuizerklooster, dat hij later weer verliet.”    

Hoe lang hebt u over het boek gedaan?
“Ongeveer drie jaar. Ik heb boven in dit huis een Nobel-streven-studeerkamer, waarin alles wat met dit boek te maken heeft, een plek heeft gevonden. Daar komt trouwens nog steeds veel bij. Ik heb een website met een rubriek ‘aanvullingen en correcties’. Lezers kunnen daarop hun opmerkingen plaatsen. Ik krijg veel input van lokale historische verenigingen. Dan zie ik dat ik iets toch niet helemaal goed heb neergezet. Vroeger kon je er bij een herdruk wat foutjes uithalen. Nu kan ik paragraafjes herschrijven. Ik ben in dialoog met de lezer. Dat vind ik heel waardevol. Mijn boek is zo een levend organisme.”
Waar bent u het meest tevreden over in het boek?
“Over hoofdstuk 6. Daarin beschrijf ik de weg die we als onderzoeksteam hebben afgelegd, hoe we steeds weer verder konden komen. Het is een wetenschap, waar je dingen nauwkeurig probeert uit te zoeken. Af en toe sta je met lege handen. Waar liggen de grenzen van dit vak? Je probeert het steeds weer op te rekken. Ik zou bijvoorbeeld graag willen weten hoe Jan eruit zag. Hoe hij zich gedroeg naar andere mensen. Hoe zijn relatie was met zijn echtgenote Johanna. Was dat op meer gebaseerd dan praktische overwegingen? Een romanschrijver kan die grens overschrijden. Dan kan er een prachtige historische roman volgen, wat ik ook heel waardevol vind. Maar dat is niet mijn vak.”
Welke fase in het leven van Jan van Brederode ziet u als het meest belangrijk?
“Dat vind ik toch, zoals eigenlijk voor iedereen geldt, de wieg waarin hij is geboren. Telg van een enorm bevoorrechte familie vergeleken met de andere mensen in de middeleeuwen. Dat gaf hem ook verplichtingen; hij moest ervoor zorgen dat de familienaam bleef voortbestaan. Daar heeft hij zijn eigen leven ondergeschikt aan gemaakt. Daarnaast zijn de omstandigheden in je leven heel belangrijk, je persoonlijke temperament en natuurlijk ook of je pech hebt of geluk. Op de omslag van dit boek staat niet voor niets het rad van fortuin.”
Is de titel ‘Nobel streven’ gericht op Jan of op u als auteur?
“Ik zou zeggen, op allebei. Jans streven naar het beste voor zijn familie en de voortgang van het geslacht Brederode was nobel. Wetenschap beoefenen is een streven naar maximale kennis. Ook nobel lijkt mij.”
Bent u meer een onderzoeker of bent u meer een schrijver?
“Het fundament is het onderzoek. Aan alles wat ik gepubliceerd heb, ligt nieuw onderzoek ten grondslag. Maar schrijven ligt mij wel. Ik heb altijd affiniteit gevoeld met de journalistiek. Sinds 2002 ben ik universiteitshoogleraar in Utrecht. Ik krijg nu de kans dat te doen wat ik graag wil doen. Ook het vertellen, het lesgeven aan studenten, vind ik heel fijn. In mijn jonge jaren lagen mijn boeken en de colleges dicht bij elkaar. Op dit moment geef ik studenten uit allerlei richtingen college. Het programma is meer gericht op vorming dan op scholing in een bepaald vak. Bijvoorbeeld over de taak van de academicus in de moderne samenleving.”
Het boek ‘Nobel streven’ wordt veel gelezen. Ook bij de deelnemers aan de Senia-leesgroepen geschiedenis is het populair. Hebt u zelf een idee hoe dat komt?
“Er verschijnen in Nederland veel goede geschiedenisboeken. Het is een wetenschap en er wordt veel gepubliceerd in vakbladen. Dat is vaak gericht op de specialisten. Er zijn ook geschiedenisboeken die voor meer mensen interessant zijn om te lezen. Een boek moet van zichzelf kracht hebben. De lezer moet geraakt worden, kunnen meeleven. Dat geldt in ieder geval voor  mij. Als ik een boek bijna af heb, raak ik geëmotioneerd. Ik neem afscheid van iemand waar ik jaren mee geleefd heb. Dat straalt denk ik door in het boek, waardoor lezers het waarderen.”
Is er een nieuw boek in de maak?
“Ik ben bezig met een boek over Reinaert de Vos. Als kind van tien las ik over zijn schelmenstreken in een navertelling voor de jeugd. Ik wil in dit nieuwe boek laten zien waarom het een meesterwerk is, waarom het zo beroemd heeft kunnen worden. Het gaat ook over de onderzoekers die zich in de loop der eeuwen met dit boek hebben bezig gehouden. Ik ben er nog zeker drie jaar mee bezig. Het begint, zoals bij al mijn boeken, heel voorzichtig, naast de colleges en mijn andere werk. Op het laatst ben ik met niets anders meer bezig. Gestart met verwondering, is het dan mijn leven geworden.”

Ria Hullegie