Interview met schrijfster Marjan Slob

28 september 2020

Marjan Slob is filosofe. Haar boek Hersenbeest staat tweede op de lijst van meest gekozen boeken door de leesgroepen filosofie van Senia. Ze ontving voor dit boek in 2017 de Socrates Literatuurprijs, als eerste vrouw. Het is een essay waarin ze de geesteswetenschap naast de hersenwetenschap zet. Een boek dat meer vragen oproept dan beantwoordt. En dat is wat Marjan Slob wil: “Zoals Socrates gezegd zou hebben: de wijze weet dat hij niet weet.”


Ons gesprek vindt plaats in de zeer ruime woonkamer van Marjan Slob en haar man in het centrum van Utrecht. Daar is het goed mogelijk coronaproof met elkaar over dit boek van gedachten te wisselen. Voordat het boek op tafel komt, wil ik graag iets weten over de schrijfster.

U draagt het boek op aan uw ouders? Waarom?

Slob: “Mijn beide ouders leven nog in goede gezondheid, maar waarschijnlijk hebben ze het boek nooit gelezen. Ik kom niet uit een gestudeerde familie. In mijn hele familie zijn slechts twee mensen die een universitaire studie hebben gedaan. Toch hebben mijn ouders mij altijd de ruimte gegeven mijn eigen weg te volgen. Hoe fijn is het dan niet om zo’n opdracht in je boek te kunnen plaatsen.”

Ziet u uzelf als schrijver of als onderzoeker?

“Dit is voor mij niet te scheiden. Ik ben een schrijvende denker of een denkende schrijver. Voortdurend in gesprek  met mezelf. Over alles wat ik lees, wat ik hoor in gesprekken met mensen, wat ik zelf ervaar. Ik verzamel artikelen en aantekeningen van gesprekken. Door te schrijven zet ik mijn denken op papier. En dan ga ik na: bedoel ik dat nou echt? Is dat het juiste woord? Ik probeer het te polijsten, zo zuiver mogelijk neer te zetten. Daarmee polijst ik ook mijn denken.

Er hing lang een tekst boven mijn bureau: ‘Are you in the know?’ Zo gauw ik merk dat ik schrijf alsof ik het denk te weten, stop ik met schrijven. Liever onderzoek ik een vraag samen met de lezer.”

Hoe kwam u ertoe dit boek te schrijven?

“Ik heb lang projecten begeleid bij het Rathenau Instituut. Zij zijn bezig met de vraag hoe wetenschap en techniek invloed hebben op de maatschappij. In die jaren (2000-2010) kwam de hersenwetenschap enorm in opkomst. Je las veel verhalen over ‘wij zijn ons brein’. Ik sprak met veel hersenwetenschappers. Er kwamen thema’s naar voren die voor filosofen interessant waren. Er was toen al een soort drang bij mij om daar eens over te gaan schrijven. Maar het bleef liggen; er moest brood op de plank komen, ik was met veel andere projecten bezig. Uiteindelijk besloot ik toch mijn energie en tijd hieraan te geven. Ik vond en vind het heel belangrijk dat de hersenwetenschap niet alle verhalen over wat het is een mens te zijn, gaat overwoekeren. Maar ik ben zeker niet in een boksring gestapt. Ik heb mijn verhaal niet tegenover hun verhaal willen zetten, maar ernaast. Ik ben een pluralist. Je kunt mensen nooit via één soort verhaal begrijpen.”

Waarom als titel ‘Hersenbeest’?

“Het is mijn overtuiging dat lichaam en geest twee kanten van dezelfde medaille zijn. Wij zijn een dier, een vreemd dier weliswaar, dat over zichzelf kan nadenken en dat taal gebruikt. Wij zijn niet ons brein; wij zijn wel ons lichaam. Dat is een heel gepuzzel. Hoe kan het dat het lichaam over zichzelf nadenkt?  Hoe kan het lichaam zichzelf voelen en daar van alles van gaan vinden? Dat is nou juist het spannende en dat wilde ik benadrukken met het woord ‘beest’.”

Taal is een groot thema in uw boek. Wilt u dat uitleggen?

“Om te weten waarin wij als mens van elkaar verschillen, om de vraag ‘wat zijn mensen’ te kunnen beantwoorden, is er taal nodig. De eerste stap in wetenschappelijk onderzoek is altijd de onderzoeksvraag. Die kan niet hard zijn. Die heeft met taal te maken, die je ‘ijkt’ bij de geesteswetenschappen, bij filosofie, psychologie, andragologie en de sociale wetenschappen. Ik vind het belangrijk dat de hersenwetenschappers dat inzien.

Een ander iets is de profielentaal. Er is veel geld beschikbaar voor mensenprofielen. Dit gebeurt in de psychiatrie, de hersenwetenschap, maar ook bij marketeers. Mensen indelen en op grond daarvan behandelingen uitzetten, koopgedrag bepalen.  Profielentaal is waardevol, als zij haar beperkingen kent en ruimte laat voor andere taal. Een taal die zoekt naar woorden om te beschrijven wat je ziet. Anders wordt alles wat afwijkt abnormaal.”  

Wat wilde u met dit boek bereiken?

“Ik hoop een boek geschreven te hebben waardoor mensen met elkaar in gesprek kunnen. Het is bedoeld voor iedereen die wil begrijpen hoe je als mens hier op aarde rondloopt. Het is in die zin meer een filosofieboek dan een wetenschappelijk boek. Het gaat mij echt om de verwondering over wie we zijn. Dat wij mensen eigenlijk heel rare wezens zijn. Daarvoor reikt het boek gespreksthema’s aan.
Het boek kan ook hersenwetenschappers helpen bij de formulering van onderzoeksvragen. Ik hoop, en ik weet dat dat gebeurt, dat het boek hen helpt contact te zoeken met andere disciplines. En dat de hersenwetenschap en de geesteswetenschap elkaar meer gaan bereiken.”

Bent u bezig met een volgend boek?

“Mijn nieuwste boek De lege hemel is net verschenen. Het is een essay over eenzaamheid. Onderzoekend, ook wel persoonlijk, beschrijf ik hoe het kan dat mensen zich eenzaam kunnen voelen. Het vereist nogal wat emotionele en cognitieve vaardigheden om eenzaam te kunnen zijn. Eenzaamheid is een risico in het menselijk bestaan; daarin verschillen we van dieren. Wij lijden soms aan een tekort aan verbondenheid in ons leven. Hierin schuilt naar mijn mening de oorzaak van eenzaamheid, maar ook de weg naar de oplossing.”


Ria Hullegie

Foto auteur: Bettina Zevenbergen