Interview met Josephine Ruitenberg

1 september 2021

Al snel na haar middelbareschooltijd kwam Josephine erachter dat zij vertaler wilde worden. Ze behaalde in 1988 haar diploma vertaler Frans en Engels aan het Instituut voor Vertaalkunde, dat in die tijd deel uitmaakte van de Universiteit van Amsterdam. Aanvankelijk pakte ze in beide talen elke klus aan die ze maar te pakken kon krijgen, van detectives tot de spirituele boeken van Deepak Chopra. Met veel plezier vertaalde ze de dagboeken van Julie Manet, het nichtje van de beroemde schilder, en het brievenboek van componist Eric Satie. Omdat er altijd meer vraag is naar Engelse boeken, werd die taal na verloop van tijd haar specialisme. Inmiddels heeft ze bereikt wat altijd haar ambitie is geweest en is zij een veelgevraagd literair vertaler.

Fijn werk

Josephine vertelt dat ze werk doet dat heel afwisselend is: “Geen boek, onderwerp, stijl of zin is hetzelfde. Het is voor mij van tevoren steeds opnieuw spannend om te ontdekken wat ik nu weer voor boek ga vertalen. Het vertalen zelf is leuk en het is fijn als het vertaalde boek gelezen wordt. Dan heeft het nut, je maakt iets toegankelijk.” Vertalen is een soort van acteren op papier. Misschien leidt het vertolken van andermans woorden op den duur tot de wens zelf een boek te schrijven. Bij Josephine is dat niet zo: “Ik heb niet het idee dat ik dringend iets te melden heb. Je kunt mijn werk vergelijken met dat van een uitvoerend musicus, die hoeft ook niet per se zelf iets te componeren.”

Met zijn tweeën

Het komt nogal eens voor, met name bij een dik boek, dat een uitgever aan twee vertalers vraagt om een boek samen te vertalen. Zo heeft Josephine voor Een klein leven van Hanya Yanagihara samengewerkt met Kitty Pouwels. “Die roman bestaat uit zeven delen. We hebben om en om een deel vertaald en elkaars stukken geredigeerd. Zoiets vraagt om een nauwe samenwerking. Je moet je op elkaar afstemmen en vooraf afspraken maken over overeenkomst in stijl en woordgebruik. Het is prettig om met zijn tweeën dingen te beslissen en als je goed op één lijn zit, levert het een geslaagd eindproduct op. Het kost wel meer tijd en is daarom voor de vertalers financieel minder gunstig. Ik vind het ook prettig om alleen te werken. Het heeft allebei voordelen”

Kintu

De roman Kintu (spreek uit: Tsjintoe) kwam in 2014 uit in Oeganda en een paar jaar later in Amerika en Engeland. Jennifer Nansubuga Makumbi was in 2019 aanwezig op het internationale literatuurfestival Winternachten in Den Haag. Drie dagen daarvoor kreeg Josephine van uitgeverij Cossee de opdracht om dit boek te vertalen. De auteur en de vertaler hebben elkaar toen op het festival ontmoet en later hebben ze per e-mail contact gehad over specifieke vragen. “Het ging om kwesties als: Wat bedoel je daar precies? In het boek komt zo nu en dan Luganda (dat is een van de talen van Oeganda) voor. Ik vroeg haar wat die woorden betekenen, want ik moest ze inpassen in een zin. We spraken ook over de ‘realia’, dat wil zeggen alles wat betrekking heeft op de werkelijkheid van Oeganda, zoals een merk of een straatnaam. Kintu speelt zich af in een heel andere wereld, die ver van ons afstaat qua gebruiken en achtergronden, en voor een deel speelt het zich af in het verleden. Dat maakt het moeilijk om dit soort dingen op internet te vinden. Als je iets wilt opzoeken wat typisch is voor Oeganda, beland je al snel op een site in het Luganda. Dan is het fijn om de schrijver het een en ander te kunnen vragen. Verder staan er in de roman bepaalde uitdrukkingen die het Engels niet kent, maar die letterlijk uit het Luganda komen, zoals: ‘De slakken likken aan mijn hielen’. Die heb ik dan vaak letterlijk naar het Nederlands vertaald, wat op zich een beeldend effect geeft.”  

In Kintu spreken veel personages ‘Uglish’, een Oegandese variant van het Engels. Het was voor Josephine lastig om daar iets mee te doen in het Nederlands. “Ik kan mensen niet ongrammaticaal laten praten of ze een raar taaltje in de mond leggen. Wat je als vertaler voortdurend doet, is kiezen tussen dicht bij de tekst blijven of het zo weergeven als je denkt dat het bedoeld is. Je moet daar dan iets op vinden, keuzes maken en de knoop doorhakken.”

Je inleven in andere levens

Voor de vertaling van het gedicht ‘The Hill We Climb’ van Amanda Gorman ter gelegenheid van de inauguratie van Joe Biden, was in eerste instantie dichter/schrijver Marieke Lucas Rijneveld benaderd. In de vertalersgemeenschap was er daarover toen wel enige verbazing, maar dan vooral omdat zij geen vertaler is. Josephine denkt dat Rijneveld het misschien wel had gekund, “maar dat Amanda Gorman daar als zwarte vrouw stond, was op zich een statement. Het was daarom niet zo gek geweest als er meteen iemand gezocht was met eenzelfde achtergrond.” Spoken word artiest Zaïre neemt nu de vertaling op zich. “Een vertaler is altijd bezig zich in te leven in andere levens. In Kintu gaat het niet over het conflict zwart-wit en ook niet zoveel over de koloniale tijd, die hier slechts kort heeft geduurd. Oeganda heeft een eigen geschiedenis, die nooit is opgeschreven. Er is wel een rijke orale verteltraditie met koningen, mythes, legendes en volksverhalen. Makumbi laat dat in deze roman zien, wat aansluit bij haar idee: Laat de westerse wereld maar eens naar ons kijken.”

Kennersblik

Dit voorjaar heeft Josephine de vertaling van een tweede boek van Jennifer Nansubuga Makumbi afgerond, De eerste vrouw. “Het speelt in het Oeganda van de jaren zeventig en even in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. Ook dit boek is heel positief ontvangen. Het was leuk om terug te keren in diezelfde wereld, die ik al een beetje heb leren kennen, maar dan vanuit een andere invalshoek.” Aan lezen komt Josephine minder toe dan ze zou willen. Als ze leest, doet ze dat onwillekeurig met een kennersoog. Bij vertaald werk herkent ze al snel de valkuilen en bij een oorspronkelijk Engels werk kan ze het niet nalaten om zich af te vragen: “Hoe zou ik dat vertalen?”

 

Wil de Graaf