Interview Ish Ait Hamou
Ish Ait Hamou is de auteur van een aantal veel gelezen romans, waaronder Het moois dat we delen. Hij werd in 1987 in het Vlaamse Vilvoorde geboren als kind van Marokkaanse immigranten. Ish was eerder actief als danser en choreograaf en zat in de jury van het programma So you think you can dance. Dansen én schrijven, dat is een combinatie die je niet vaak hoort en verder is hij ook nog eens televisiepresentator, filmmaker en theatermaker. Zelf noemt hij zich liever verhalenverteller.
Hoe ben je ertoe gekomen om te gaan schrijven?
Ik heb altijd graag geschreven, al sinds ik een jaar of elf, twaalf ben. Zoals kinderen op school tijdens de lessen die ze minder interessant vinden vaak gaan tekenen, ben ik gaan schrijven. Ik luisterde veel naar rapmuziek en schreef zelf kleine teksten. Vanuit een bezigheid uit verveling op school, werd het een hobby en daarna kreeg ik de kans om mijn eerste boek te schrijven. Ik was niet echt een lezer. Op mijn twintigste ontdekte ik de magie van het boek doordat ik de biografie van Malcolm X in handen kreeg. Toen pas kwam ik erachter hoe intens lezen kan zijn en hoe een boek je kan laten reizen en leren.
Lange tijd was je ook professioneel danser en choreograaf. Hoe ben je daartoe gekomen?
Dat dansen was gelinkt aan mijn interesse voor de rapmuziek. In mijn geboortestad Vilvoorde, een kleine stad vlak bij Brussel, deden veel jongeren aan voetbal en basketbal. Ik vond dat ook leuk, maar kwam via de zoon van een vriendin van mijn moeder in contact met hiphop. Je bent op die leeftijd vaak op zoek naar jezelf, naar iets waarmee je je kunt onderscheiden van de massa. Het is ook onderdeel van onze Marokkaanse cultuur, waar op trouwfeesten door de vrouwen vol enthousiasme wordt gedanst. Zowel voor schrijven als voor dansen geldt dat het belangrijk is om eerst een goede basis te hebben. Vervolgens komt het op je verbeelding aan. De dansbeweging is eigenlijk ook een soort taal. Dansers zijn mensen, het zijn lichamen die bewegen, en in verhalen zijn het de personages die zich bewegen in de ruimte. Ik heb vijftien jaar gedanst. Het is nu niet meer mijn kunstvorm om een verhaal te vertellen.
Wat maakt dat je eerst in het Engels hebt geschreven?
De manuscripten van mijn eerste twee boeken zijn inderdaad in het Engels. Dat had ook weer met mijn fascinatie voor de rapmuziek te maken. Ik droomde van Amerika. Ik ben opgegroeid met het ‘Amerikaanse model’. Als danser wilde ik eigenlijk naar Amerika om daar een carrière op te bouwen. Ik had toen veel meer feeling met de Engelse taal dan met de Nederlandse, ook door de vele films die ik zag. Al mijn helden waren Amerikanen. Als ik een boek las, was het in het Engels. Engels was de taal van de kansen en mogelijkheden.
Hoe kwam je op het idee voor Het moois dat we delen?
Een paar jaar geleden deed ik mee aan het tv-programma Terug naar eigen land. Daarin werd met medewerking van bekende Vlamingen de route gereconstrueerd van vluchtelingen die naar België komen. Deze reis heeft me laten inzien dat veel mensen elkaar als een gevaar voor de toekomst beschouwen. Ik kreeg daardoor een andere kijk op mijn omgeving. De jaren erna kwamen de aanslagen in Brussel en zag ik hoe de stad veranderde. Dat had een enorme impact op mij. Ik ben daar toen mee aan de slag gegaan en heb geprobeerd er personages bij te bedenken. In eerste instantie was er alleen het verhaal van Soumia en haar vader en broertje. Ik stelde me voor: wat doe je, hoe voel je je als je weer terug bent na een gevangenisstraf van vijf jaar wegens terrorisme. Later probeerde ik dat ook te bedenken voor wat Luc heeft meegemaakt.
Het verhaal heeft ondanks alles een hoopvol einde. Ben je zelf hoopvol gestemd over deze wereld?
Al ben ik vaak ook pessimistisch, ik kan niet anders dan hoopvol zijn. Samen met mijn vrouw heb ik de keuze gemaakt om twee kinderen op de wereld te zetten. Dat was een doordachte keuze, die je maakt als je denkt dat er voor hen een goed leven zal zijn in een mooi land. Als ik naar het nieuws kijk, zie ik geen hoop. Ik denk dat het nieuws niet is gebaseerd op een model van hoop. Je wordt dan geconfronteerd met gebeurtenissen waar je niet optimistisch van wordt. Misschien is het goed om attent te zijn op de kleine positieve dingen in onze buurt.
In de Nederlandse boekhandels zijn jouw romans prominent aanwezig. Hoe beleef je dat succes?
Voor een Vlaamse schrijver is het niet vanzelfsprekend om de grens over te steken en in Nederland succes te hebben, ook al spreekt men hier dezelfde taal. Het moois dat we delen volgde een ander traject dan boeken die een heleboel viersterrenrecensies in de krant krijgen. Het begon met lezers en bloggers die er enthousiast over waren en er een missie van maakten om anderen erover te vertellen. Het is toen genomineerd voor verschillende prijzen, zoals de Boekhandelsprijs. Nu er van mijn boek Cécile 40.000 exemplaren zijn verkocht, wilde de uitgever er een feesteditie van maken. Het gaat om een nieuwe uitgave met een harde cover waar een tweede verhaallijn aan is toegevoegd over de belevenissen van Kareem, de oudere broer van hoofdpersoon Djibril. Die verhaallijn is getekend door Penelope Deltour. Het boek kreeg ook een nieuwe titel, namelijk Cécile & de tocht van Kareem.
Wat zijn je plannen voor de nabije toekomst?
Misschien schrijf ik later nog wel eens een boek, maar op dit moment wil ik alleen maar films maken. Dat zijn immers ook verhalen. Ik zal altijd blijven schrijven, maar voorlopig ga ik me vooral bezighouden met filmscenario’s. Ik schreef graag in de koffiebar bij mij om de hoek. Toen de eigenaar me vertelde dat zij ermee ging stoppen, heb ik de zaak gekocht, samen met een goede vriend die een gepassioneerd kok is. ‘Deux frères’ heet het, je kunt er lunchen en dineren. Ik kom daar zelf nog steeds om te schrijven. Het voelt als thuis voor mij.
Wil de Graaf