Dichteres Frederike Harmsen van Beek
De werkgroep Poëzie van Senia, onder leiding van Will van Sebille, heeft een eerste leestlijst Poëzie gepresenteerd, waaruit leesgroepen Poëzie een keuze kunnen maken. De gedichtenbundel van Frederike Harmsen van Beek ’Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten’ staat ook op deze lijst.
Maaike Meijer, o.m. emeritus hoogleraar genderstudies in Maastricht en schrijver, heeft geprobeerd in haar biografie ‘Hemelse mevrouw Frederike’ (2018) een helder zicht te bieden op het leven van Harmsen en daarmee inzicht in haar kunstenaarschap, dat meer was dan het schrijven van gedichten. Haar biografie geeft een verdiepingsslag voor het lezen van de gedichten in deze gedichtenbundel. Het interpreteren van de toch wat complexe gedichten wordt daardoor eenvoudiger.
Maaike Meijer ontvangt mij allervriendelijkst in haar woning in Amsterdam.
Hoe kwam u ertoe om een biografie over Harmsen van Beek te schrijven?
“Ik wilde helemaal geen biografie over haar schrijven, maar met haar gedichten bezig zijn. Ik vind haar werk heel erg onderschat. Het paste niet in de traditie van die tijd. Het werd gek gevonden. Ik was bezig met mijn biografie over Vasalis (‘M. Vasalis: een biografie’, 2011) toen ik erachter kwam dat Vasalis Harmsen goed had gekend. Ze waren bevriend geweest. Ik heb haar toen gebeld en een tijdje met haar kunnen praten. De gedichten van Harmsen zijn complex en er valt veel aan te studeren. Dus niet zo gek dat ik uiteindelijk dacht aan een biografie over haar.”
Uw biografie heet ‘Hemelse mevrouw Frederike’. Waarom dat Hemelse?
“Harmsen leefde in een eigen universum, ongelooflijk lieflijk en sprookjesachtig. Ze creëerde voortdurend een eigen paradijsje. Ze woonde 18 jaar op slot Jagtlust in Blaricum (vanaf 1954). Als je daar binnenkwam zag je een groot raam dat helemaal versierd was met glazen beestjes (zie foto). Ze tekende, schilderde en maakte objecten. Bijvoorbeeld een miniatuurtje in walnoten, die ze aan vrienden schonk. Ze maakte knipsels, een soort kantwerkjes, zoals dat in de 17e eeuw gebeurde. Het was een heel unieke en talentvolle vrouw. Ze was voortdurend bezig met dingen die op dat moment ‘not done’ waren.
Het hemelse in mijn boektitel is ook een toespeling op de eerste dichtregel van het gedicht ‘Goede morgen? Hemelse mevrouw Ping’.
Samen met Joost Kircz, een levenslange vriend van haar, heb ik een schrijversprentenboek gemaakt over haar (‘Stoeten ritseldingen’, 2018) met uniek beeldmateriaal uit het leven en werk van Harmsen. Daarin komt dat hemelse ook duidelijk naar voren.”
U zegt in uw biografie over haar: ‘Een mens wordt vele malen geboren en sterft vele malen in het leven’. Wat bedoelt u daarmee?
“Harmsen heeft een ongelooflijk moeilijk leven gehad. Een moeder die haar afwees, een vader die dit toeliet, een broer die ontspoorde, een echtgenoot die haar mishandelde, een zware abortus, verkeerde vrienden. Ze was heel kwetsbaar en goedgelovig. Ze wilde altijd het goede in mensen zien. Het boek van Annejet van der Zijl over de tijd dat Harmsen in slot Jagtlust in Blaricum woonde (‘Jagtlust’, 1998) deed haar veel verdriet. Ze werd afwijzend naar de literaire wereld en heel huiverig voor publiciteit. Harmsen is vele malen gestorven en weer opgestaan. Ik heb geprobeerd dat in haar biografie duidelijk te krijgen.”
U schrijft ook dat u in een biografie probeert de relatie tussen de structuur van de persoon en de structuur van het werk op het spoor te komen. Wilt u dat uitleggen?
“Ik wil in een biografie beschrijven wat het schrijven voor de schrijver zelf betekent, welke conflicten erin worden beleefd. Ik kwam er steeds meer achter dat Harmsen schreef op de rand van de afgrond. Het was haar survivalstrategie, waarmee ze iets kon creëren waarin ze kon wonen, een holletje waarin het veilig was. Een wereldje waarin niemand kon doordringen, daarom zijn haar gedichten ook zo ingewikkeld en labyrintisch.
Ze schreef haar gedichten in het geheim. Remco Campert, met wie zij een relatie had, ontdekte uiteindelijk haar gedichten en haalde haar over deze te publiceren.”
Ik vind haar gedichten erg moeilijk te begrijpen. Hoe kijkt u er naar?
“Ik vind haar poëzie fantastisch. Het is niet in een traditie te passen. Ze werd wel vergeleken met Lucebert, een late Vijftiger, maar daarvoor is haar werk te barok, te grillig. De meeste van haar gedichten zijn ingewikkeld, maar als je er langer mee bezig bent dan word je er helemaal ingezogen.
Het gedicht ‘Goede morgen? Hemelse mevrouw Ping’ (p.18 van haar gedichtenbundel ‘Geachte Muizenpoot’) is wat toegankelijker en biedt een staalkaart van haar werkwijze. Ze spreekt daarin haar poes aan, maar dat heb je pas later door. Het blijkt een troostgedicht voor de poes die door de kattenziekte haar kindjes kwijt is geraakt. De hiërarchie tussen mens en dier wordt door Harmsen opgeschud. Het dier vermenselijkt (is aan het telefoneren); de mens wordt verdierlijkt (de poes kijkt op tegen de lange achterpoten). Het dier wordt aangesproken alsof het een hooggeplaatst wezen is. Harmsen gebruikt veel epitheta (radarbesnorde dubbelgepuntmutste, mevrouwogige poezin). Je ziet ook alle klassieke elementen van het troostgedicht terug, zoals dat in de oudheid gebruikt werd (de dood is wreed, je kan er niets aan doen, het leven gaat door).
Lezen van haar gedichten is een soort proces in jezelf, waardoor je steeds meer gaat herkennen van wat zij bedoelt te zeggen. Kunst ontsnapt immers aan het gewone leven. Het is meer.”
Ria Hullegie