De wand

Een naamloze vrouw van een jaar of veertig gaat met haar nicht Luise en Hugo, de man van Luise, een paar dagen uitrusten in de bergen, waar Hugo een jachthuis bezit. Luise en Hugo gaan ’s avonds nog wat drinken in het dorp en nemen de hond mee. Als de vrouw de volgende ochtend wakker wordt, merkt ze dat alleen de hond is thuisgekomen. Een rondgang door de omgeving maakt duidelijk dat midden in het dal een doorzichtige wand is verschenen. Aan de andere kant van de wand ziet de wereld er als versteend uit. Wat doe je dan? De vrouw probeert niet te ontsnappen, maar doet haar best te overleven. In het jachthuis liggen grote voorraden. De hond wordt haar metgezel, samen trekken ze eropuit om de omgeving binnen de wand te verkennen. Ze vindt een verdwaalde koe en er komt een kat aanlopen. Overleven is hard werken. Hoe blijf je daarbij menselijk? Hoe houd je je dagritme vast? Ze beschrijft twee jaar van dit eenzame leven, dat op een dag in april begint. In die tijd ontwikkelt zich tussen de vrouw en haar dieren een zeer liefdevolle band.

Een onvergetelijk boek over wat het betekent mens te zijn, vrouw te zijn en hoe het is om op jezelf te worden teruggeworpen. Ook is het een indringende beschrijving van de natuur en van de liefde tussen mens en dier.