De regering van een niet nader genoemd land raakt in paniek als bij de gemeenteraadsverkiezing blijkt dat 83% van de kiezers blanco heeft gestemd. Zij zoekt de oorzaak hiervan niet in eigen gedrag en maatregelen; zij gaat niet op zoek naar de reden waarom de burgers kennelijk geen vertrouwen meer hebben in het huidige politieke systeem. Zij wil een schuldige kunnen aanwijzen en heeft daar werkelijk alles voor over. Wie kan de regering hiervoor verantwoordelijk stellen? De staat van beleg wordt uitgeroepen; burgers worden verhoord over hun stemgedrag; spionnen zijn overal aanwezig om burgers af te luisteren. Op een moment ziet de premier de situatie als 'de nieuwe witte pest'; het lijkt wel of de burgers opnieuw ‘blind’ zijn geworden, net als vier jaar geleden. Een brief van een burger wijst op de vrouw van de oogarts, uit de roman De stad der blinden. Destijds heeft ze ook iemand vermoord dus ja… zij zou ook hier weleens achter kunnen zitten! Er wordt een commando-eenheid gevormd die vijf dagen de tijd krijgt om haar schuld te bewijzen. De commissaris komt in gewetensnood en is niet bereid zijn opdracht tot het einde te vervullen en de vrouw uiteindelijk schuldig te verklaren. Ondanks het verbod op samenscholing laat de bevolking ook van zich horen, maar 'de man met de blauwe das met witte stippen' heeft uiteindelijk het laatste woord. Saramago is er in geslaagd een indringend beeld te schetsen van de kwetsbaarheid van de democratie en van de kracht van gewetensvolle individuen.
Reacties uit de pers
Over het algemeen wordt de roman taboedoorbrekend gevonden en wordt de sublieme verbeeldingskracht van Saramago geroemd. Maar er zijn ook kritische geluiden.
In 2005 heeft Dirk de Schutter in
De tijd een uitgebreide en behoorlijk kritische recensie geplaatst: “Zijn compromisloos schrijven heeft Saramago in het verleden de Nobelprijs voor literatuur bezorgd, nu is het gestrand in de eenduidigheid van een al te voorspelbare satire.
Vele romans van Saramago kunnen in nauwelijks tien lijnen worden samengevat. Dat geldt ook voor
De stad der zienden. Maar meer dan in de vroegere romans rijst hier de vraag of een dergelijk dunne verhaallijn recht doet aan de complexiteit van het behandelde onderwerp. Anders gezegd, op geen enkel moment wekt Saramago in zijn jongste roman de indruk dat hij de veelstemmigheid en verdeeldheid van de politieke democratie in kaart wil brengen. Vrij snel legt hij zijn troeven op tafel: hij wil meedogenloos afrekenen met de kaste der politici en ze afschilderen als kortzichtig, bruut en corrupt.
Terwijl hij in andere romans vaak een oneindig mededogen aan de dag legt met de broosheid van het alledaagse leven, gaat hij nu eenvoudigweg voorbij aan de kwetsbaarheid van het democratische bestel en laat hij zich volledig meeslepen door zijn obsessie om de verderfelijkheid van de machthebbers aan de kaak te stellen. Saramago heeft zijn marxistische sympathieën nooit onder stoelen of banken gestoken en heeft het in vele romans opgenomen voor de armen en onderdrukten, voor de verschoppelingen uit de geschiedenis. Nooit heeft hij evenwel voorgewend dat deze verstotenen vrij waren van alle schuld of dat ze de belichaming vormden van goedheid en rechtvaardigheid. In
De stad der zienden echter wordt niet alleen het beeld opgehangen dat alle politici gedreven worden door niets ontziende machtsgeilheid, maar wordt ook met de gedachte gespeeld dat de wereld beter af zou zijn zonder politiek en dat de mensen in vrede en solidariteit zouden samenleven indien ze niet door de politici zouden worden opgeruid.
Het marxisme van Saramago vindt hier al te gemakkelijk aansluiting bij een theoretisch verdunsel van de maatschappijvisie van Rousseau, die beweerd zou hebben dat de mens van nature goed is, maar door de samenleving in een onherstelbare verrotting wegzakt.
Of deze nieuwste roman een hels kabaal zal ontketenen, zoals Saramago bij het verschijnen voorspeld heeft, durf ik dan ook te betwijfelen. Overigens dienen we ons af te vragen welke kunstwerken onthaald worden op een hels kabaal. Zijn het niet vaak karikaturale voorstellingen? En worden grote kunstwerken die in de onpeilbare duisternis van het menselijk hart afdalen en de onherbergzaamheid van de wereld tekenen, niet eerder onthaald op een huiveringwekkende stilte? [….]
De stad der zienden vormt niet het hoogtepunt van Saramago’s ongemeen rijke oeuvre. De roman vervalt te uitdrukkelijk in wit-zwarttegenstellingen en allegorische veralgemeningen. Maar we kunnen dit niet zeggen zonder erop te wijzen dat een minder geslaagde roman van Saramago nog altijd te verkiezen is boven de meeste Nederlandstalige romans.”
Met de laatste zin geeft de recensent toch uiting aan zijn zeer grote bewondering voor de schrijver en zijn werk.
Op de website
Meer democratie wordt het fantasiebeeld dat Saramago schetst echter verontrustend herkenbaar gevonden:
“Dat José Saramago een meesterlijk verteller is met een fantastische verbeeldingskracht, weten we al. […] Saramago beschrijft op een treffende manier de ingesteldheid van de eertijds democratisch verkozen leiders die in hun streven naar orde, stabiliteit en macht alleen aan zichzelf denken en niet willen inzien dat mensen ook zonder leiders verder kunnen. De kloof tussen de politiek en de burgers is compleet. […] Het verhaal is een aanrader voor al wie belang stelt in de drijfveren van politici en bewindslieden die ervan overtuigd zijn dat ze handelen in het ‘algemeen belang’. Het toont aan dat dit ‘algemeen belang’ een misvatting is waarin alleen de machthebbers steevast geloven en die zij met hand en tand menen te moeten verdedigen.”
In het dagblad
Trouw schrijft de vertaler Harrie Lemmens op 10 september 2005 zijn recensie onder de titel
Het volk is goed, de politiek boosaardig.
Lemmens vindt
De stad der blinden als parabel sterker dan
De stad der zienden, “omdat de eerste een volstrekt onwaarschijnlijk gegeven als uitgangspunt heeft en de lezer weet dat wat hij leest domweg niet kan.” Toch stoort dat volgens Lemmens niet omdat hij het zich als nachtmerrie levendig kan voorstellen en daaraan ontleent die roman zijn kracht.
In
De stad der zienden “doet Saramago iets anders. Hij vertrekt vanuit een alleszins realistische situatie, want in feite is er sprake van een staatsgreep door de zittende regering. En juist omdat het vertrekpunt realistisch is, is de lezer wél geneigd vraagtekens te zetten bij allerlei gebeurtenissen. Vooral de reactie van de bevolking, het ‘volk’, komt nogal onwerkelijk over. Het volk is goed, de politiek is perfide en boosaardig; het volk wil wel anders, maar de politiek luistert niet, richt zich uitsluitend naar de eigen wetten en de eisen van de economische wereld. […] Om andere redenen is de
De stad der zienden wel het lezen waard: om de lange zinnen [….] die over de bladzijden golven, om de spreekwoorden en volkse uitdrukkingen en, toch ook, om het soms bitse, soms ironische commentaar van de alwetende verteller. Saramago blijft een groot stilist, maar zijn engagement mist ditmaal doel.”
Op Hebban.nl staan de volgende lezersbeoordelingen:
“Saramago gaat in de eerste helft van het boek lekker op de satirische toer en schildert een heerlijk portret van de politieke slangenkuil waar men elkaar niet vertrouwt en graag vliegen afvangt of gewoon belazert. Net op het moment dat je dit wel een beetje hebt gezien komt Saramago met een leuke draai aan zijn verhaal en worden drie agenten van politie naar de stad gestuurd om een zondebok te vinden voor het massaal blanco stemmen. Het boek eindigt nogal in mineur en zegt waarschijnlijk wel iets over hoe de schrijver over autoriteiten en politici denkt.”
Een ander schrijft op dezelfde website: “
De stad der zienden is geen gemakkelijk boek, maar wel zeer creatief en vol met rake observaties. Waarvan ik waarschijnlijk maar een fractie heb begrepen. Het enige wat maar niet wil wennen is de stijl van Saramago.”