Interview Cobi van Baars over haar roman De Onbedoelden
Het toeval. Schrijfster Cobi van Baars heeft daar iets mee. Het toeval bracht haar na 25 jaar terug bij een aangrijpend, waargebeurd verhaal.

Let op: dit interview bevat spoilers!
Deze keer zou het Van Baars niet meer verlaten: het levensverhaal van een tweeling die bruut werd gescheiden bij de geboorte en elkaar later terugvond. Context is cruciaal om te begrijpen hoe dit kon gebeuren. Schrijnend, maar prachtig materiaal dat erom smeekte met talent en vakmanschap verwerkt te worden in een roman.
Van Baars haalde met De Onbedoelden de shortlist van de Libris Literatuurprijs en het boek kreeg veel aandacht in de media. En terecht. Net als in haar roman Branduren laat Van Baars de lezer niet onberoerd door indrukwekkend beschreven scenes en scherpe karakterisering die getuigen van groot inlevingsvermogen.
Ik mocht Cobi van Baars interviewen voor Senia. We spreken elkaar op een zonnige dag in Maart, via Zoom.
Interview
De Onbedoelden is geïnspireerd op het echte verhaal van iemand die je persoonlijk kent; een tweeling werd bij de moeder weggehaald én van elkaar gescheiden. De echte ‘Aaf’ vertrouwde je haar ongelooflijke verhaal toe. Dacht je gelijk ‘hier zit een boek in?’ toen ze het verhaal met je deelde? Of ging dat geleidelijk? Heel lang heb ik dat helemaal niet gehad, dat gevoel. De eerste keer dat het verhaal tot mij kwam was ik net twintig. ‘Aaf’ en ik werkten samen en zij vertelde dat ze haar tweelingzus voor het eerst had ontmoet. Ik vond het een ongelooflijk verhaal. 25 jaar later kwamen we elkaar weer tegen. In brokken vertelde ze wat haar sindsdien allemaal was overkomen: de ontmoetingen, het zusje, de vader en moeder. Het greep diep in haar leven. Heel lang luisterde ik als mens en niet als schrijver. Maar een paar jaar geleden kwamen we op een punt dat zij rust kreeg in haar leven en ik als schrijver zin had in iets anders. Puur technisch: ik wilde wel eens werken met iets wat al bestond. Het schrijft toch anders als ergens al “een versie” van bestaat, hoeveel je die ook naar je hand zet.
Heb je veel moeten puzzelen om er een goed lopend verhaal van te maken?
De rode draad wordt gevormd door alle toevalligheden. Dat is ook waarom het verhaal mij zo greep. Ik realiseerde me: de werkelijkheid was veel knapper geconstrueerd dan ik als fictieschrijver ooit voor elkaar kon boksen. Want alles waarvan je denkt: dat kan niet! – dat is allemaal waar gebeurd. Maar de levens van die meiden bijvoorbeeld, daar heb ik echt aan gesleuteld, die zijn grotendeels fictie. De levens van die ouders helemaal, die heb ik niet eens gesproken. De tweeling wel dus, niet om hun jeugd te noteren maar om hun pijn in te kunnen voelen.
Er speelt veel op het gebied van adoptie, je boek is erg actueel. In Nederland zit sinds vorig jaar een stop op interlandelijke adoptiesystemen, dan is er de controverse omtrent het tv-programma Spoorloos, én er liep een -inmiddels afgewezen- rechtszaak tegen de staat van Bureau Clara Wichmann namens (Nederlandse) moeders, die hun kinderen in de periode ‘56-‘84 [gedwongen] ter adoptie hebben afgestaan. Dus, een beladen thema en actueel, maar heb je dichtbij ook mensen gekend die geadopteerd zijn? Had je zelf een gevoel bij of mening over adoptie? Dus dat dat allemaal misschien samenkwam met dit verhaal?
Nee, dat is het hem nou juist. Daar had ik geen mening over, ik was daar niet mee bezig en ik was er ook niet op uit. Waar ik op uit was, was neerzetten hoe het kan voelen.
Was het toeval?
Ja, toeval is een beetje mijn thema!
Terug naar de actualiteit.
Ja, ik krijg zoveel fantastische reacties van mensen, en misschien speelt de actualiteit hier ook wel een rol in, die zichzelf herkennen en zichzelf vinden in het verhaal dat ik heb opgetekend. Daar heb ik een fijn gevoel bij.
Dan heb je het goed gedaan!
Maar het hoeft voor mij niet het waargebeurde te zijn wat de inleving veroorzaakt. Als je met fictie dat gevoel bereikt, dat maakt een compliment nog groter. Ik kreeg zelfs een mail van een gynaecoloog die zei ‘”tweehonderd bloederige teleurstellingen”, ik heb nog nooit zo naar onvruchtbaarheid gekeken.’ [verwijzing naar een passage uit het boek].
Je verwees in een ander interview (door Maaike Bergstra voor openbare bibliotheek Amsterdam, op YouTube) naar het boek Vallen is als vliegen van Manon Uphoff, om jezelf eraan te herinneren in de pijn te duiken. Werkte dat elke keer? Hoe duik je in diepe pijn? Iedereen draagt andere pijn bij zich, ieder draagt zijn pijn anders. Dook je dan in de pijn van je personages die je je voorstelde, of gebruikte je eigen pijn om te voelen en in te leven?
Ik heb gesprekken met beide tweelingzussen gevoerd: waar zit dat, hoe zit dat? Ze vertelden dingen die ik niet had kunnen bedenken. De angst, bijvoorbeeld, dat de ander een betere versie van jezelf is. Iets waar je als schrijver niet op komt. En als je gaat schrijven roep je je eigen pijn op, iets vanbinnen wat je herkent. Wat zij vertellen meng je met wat je kent.
Waarom moest dit boek geschreven worden? Greep het verhaal van de echte tweeling je zo aan, of voelde je een universele, grotere boodschap of zekere drang dat dit verhaal de wereld in moest? – want, je liep er immers al wat langer mee rond.
Als ik de noodzaak achter een verhaal niet voel, dan zal ik het niet schrijven. Ik heb de indruk dat je dat uiteindelijk in een boek terugziet. Bijvoorbeeld in Vallen is als vliegen van Uphoff. Daar voel je die urgentie en “dit is het verhaal dat verteld moet worden”, ongeacht of het waargebeurd is of niet, je voelt of het in goede verhouding tot de schrijver staat, of de schrijver zich in dienst stelt van het verhaal.
Het verhaal is ook echt tot je gekomen, het bood zich bijna aan. Als een verhaal steeds bij je terugkomt is dat misschien niet voor niets.
Aaf en Annemarieke, om de namen van de personages te hanteren, reisden regelmatig met dezelfde trein op hetzelfde traject, voordat ze elkaar ontmoetten en van elkaars bestaan afwisten?
Echt gebeurd. Daardoor krijg je ook het gevoel dat het verhaal verteld wil worden, zichzelf wil herstellen.
Het boek begint met, “we kunnen toch delen,” zegt Aaf, en het eindigt met “wil je ruilen,” zegt Aaf. Was dat bewust, was het zo rond? Kun je meer vertellen over de achterliggende gedachte?
Ja, dat was heel bewust, het gaat in eerste instantie natuurlijk over die taart, maar feitelijk gaat het over de moeder die met dat schuldgevoel in haar hoofd zit. Aaf zegt heel laconiek: ‘we kunnen toch delen’. Dus daar begint het mee, het drama van de moeder eigenlijk: er is gedeeld, mensen zijn voor het blok gezet. ‘Wil je ruilen?’ – haakt aan de pijn, de “wat als”-vraag. Als je geadopteerd bent, is de “wat als”- vraag ontzettend beladen.
Voor de een was het wat zuurder dan de ander. De gezinnen waarin ze terecht zijn gekomen en hun jeugd die ze zo anders hebben beleefd. Lijkt me ingewikkeld, de een zal met schuldgevoelens rondlopen, de ander met grote frustraties hierover.
Ja, heel ingewikkeld. Precies dat dilemma wil je verbeelden en voelbaar maken.
Het motto in De Onbedoelden komt van Armando: “En hoor: men verzon de weerbarstige waarheid” – je hebt ook een schilderij van Armando gebruikt voor de kaft van je eerste roman Schipper & Zn. Wat is jouw verbinding met Armando en waarom is zijn werk tegelijk passend voor je boek, kun je daar iets over vertellen?
Ik ben afgestudeerd op “dubbeltalenten”, onder andere op Armando. Ik had me al veel in zijn werk verdiept. Ik vind dat een kunstenaar zich in dienst moet stellen van zijn werk en niet moet schrijven omdat hij schrijver wil zijn maar omdat het boek roept, het werk bepaalt. Dat is heel zichtbaar bij Armando. Daarom laad ik me soms aan hem op. Bij het schrijven van De Onbedoelden pakte ik soms een van zijn bundels om te kijken of hij kon helpen. Zo kwam ik ook bij het motto, het citaat van Armando in de Onbedoelden. Het motto paste perfect. Toeval vind ik trouwens niet alleen literair heel interessant, ik hecht er sowieso waarde aan. Toen ik debuteerde met Schipper & Zn. vroeg mijn uitgever of ik niets iets van Armando wilde voor mijn omslag. Die man heeft zoveel gemaakt! Ik kwam bij dit schilderij uit (Der Zaun), het leek me wel passend. Bleek dat de mensen die het schilderij in bezit hadden ook een van mijn schilderijen hadden hangen. Toeval.
En de kaft van De Onbedoelden?
Dat is Borremans. Het heet Two. Ook zo passend.
De reactie van de biologische moeder in het boek, Claudia, is interessant. Ze wijst het contact af. Haar reactie kon natuurlijk alle kanten opgaan. Begrijpelijk en tegelijk ook niet, als je je probeert in te leven in haar historie. Hoe heb je deze reactie voor jezelf weten te rechtvaardigen als schrijver?
Interessante vraag. Ik ben in een eerdere versie begonnen met de bevalling, dat werkte niet. Ik wilde dat de lezer heel lang met die tweeling mee gaat en die moeder niet begrijpt. Dat je heel lang denkt: geef die foto dan! Maar als je aan het begin al ziet wat zij doorstaan heeft, als je begrijpt dat zij toen bij de enkels is afgezaagd ga je niet meer vol met die tweeling mee. Het uitstellen van die bevalling is puur schrijftechnisch, om de lezer mee te nemen in de frustratie.
Het voordeel is dat ik dit verhaal al zo lang ken. Ik ben in die tijd volwassen geworden en zodoende kon ik me uiteindelijk in alle personages verplaatsen. Zowel in de moeder als de adoptiemoeder als de tweeling. Als ik het verhaal eerder in mijn leven had geschreven, had ik alleen de pijn van de tweeling kunnen pakken. Nu kon ik vol in al die pijnen mee gaan. Als moeder, als vrouw. Ik weet niet of ik het ooit had kunnen schrijven als ik geen kinderen had gekregen.
Het mooiste dat je kunt doen is een lezer laten voelen en mee ervaren?
Ja, dat is voor mij het hoogste doel van literatuur. Bij film blijf je toch op afstand maar met een roman zit je in het hoofd van de lezer.
Ik kreeg een mail van een lezer die zei: ik zal nooit meer zo ongenuanceerd over adoptie kunnen denken, want ik ben nu de moeder én het kind geweest.
In mijn leesclub lazen we Branduren en De Onbedoelden direct achter elkaar. In Branduren een heftige bevallingsscène, in De Onbedoelden kindjes die van de moeder worden afgenomen en gescheiden. Hier zit een sterk thema in.
En tegelijk is dat een beetje toeval. Ik laat me leiden door mijn oeuvre. Na Branduren was er niet per se de behoefte meer te schrijven over bevallingen en dergelijke. Maar zonder “de geboorte” aan te raken kon ik het andere verhaal niet vertellen. Inmiddels ben ik al heel ver op weg met een ander verhaal: mijn nieuwe boek.
Ander thema?
Het gaat over verlangen. Het verlangen ergens bij te horen en het verlangen je eigenheid te bewaren. In feite gaat De Onbedoelden daar natuurlijk ook over, over het verlangen ergens bij te horen. Het nieuwe boek gaat ‘Vacht!’ heten. Het verschijnt in september.
Dan schrijf je heel vlot boeken achter elkaar, of niet?
Nee, dat is niet waar! Ik ben hier al sinds 2016 mee bezig.
Als je proza leert schrijven is een van de vragen die je jezelf moet stellen: “wat wil het karakter?” Hoe kunnen we deze vraag in De Onbedoelden plaatsen? Wat willen Aaf en Annemarieke dan, terwijl ze niet van elkaars bestaan afweten?
Je hebt echt leuke vragen! Ik denk dat het probleem juist is dat Aaf niet per se iets wil: alles is al goed, ze heeft leuke ouders, is al met een zus opgegroeid. Ze wilde niks, ook geen ‘andere’ zus. Daar gaat dit boek misschien wel om, als je niets wil en toch iets krijgt. Voor Annemarieke is het anders, zij worstelde meer. De naam Annemarieke was voor mij als schrijver trouwens een cadeautje. Ik bedacht namen die samen pasten maar ook verschillend waren. Eenmaal op weg met het verhaal bleek die naam heel fijn gereedschap om haar eenzaamheid uit te drukken.
Interviewer: Sharon Robijn, namens Senia.
19 maart 2025.