Interview: Marli Huijer
Marli Huijer, emeritus hoogleraar filosofie aan de Erasmus Universiteit en voormalig huisarts schreef het essay ‘De toekomst van het sterven’. Van 2015 tot 2017 was zij Denker des Vaderlands. Na haar emeritaat zette ze haar werkzaamheden voort. Ze begeleidt promovendi, is voorzitter van de Maand voor de Filosofie, schrijft boeken, wetenschappelijke artikelen en columns voor Trouw. Senia's werkgroeplid Ria Hullegie sprak met Marli in haar ‘waterhuis’ in Amsterdam.Het Huis van de Sterfelijkheid staat centraal in uw boek. Wat bedoelt u daar precies mee?
“Met het Huis van de Sterfelijkheid bedoel ik de wereld waarin wij mensen geboren worden en sterven, waarin we verschijnen en verdwijnen. En dat is ook de wereldse conditie waarin wij mensen leven. En dat Huis, die wereld, heeft als eigenschap dat daarin alles vervalt. Oude generaties verdwijnen. Gelukkig zijn er altijd weer nieuwe generaties die bereid zijn om dat Huis weer te schilderen, en opnieuw alles te doen, nieuwe politieke systemen uit te denken et cetera.”
U wilt met uw boek bereiken dat we meer stilstaan bij onze laatste levensfase, het sterven van onszelf en van anderen. Waarom is dat belangrijk?
“Het Huis van de Sterfelijkheid verwaarlozen, impliceert dat het sterven eigenlijk geen plek heeft in onze samenleving. Als je het niet waardeert, dan gaat het gesprek over het sterven verdwijnen en wordt het ook steeds moeilijker om een goed afscheid te organiseren. En geen goed afscheid nemen en geen goed sterven leidt er toe dat de volgende generatie ook niet weet hoe te sterven op een goede manier.
Daarnaast is het zo dat we er rekening mee moeten houden dat er op dit moment in de samenleving eenvoudigweg niet voldoende zorg is voor al de ouderen die er zijn. Daar kun je als samenleving alleen weerwoord aan bieden als iedereen zich daar op de een of andere manier verantwoordelijk voor voelt. Als oudere moet je daar ook zelf over nadenken: hoe kan ik zorgen dat ik een sociale infrastructuur kan blijven houden? Dat ik een netwerk van relaties om me heen blijf houden? De overheid moet in buurten faciliteren dat mensen zich verantwoordelijk gaan voelen voor wat er in hun buurt gebeurt, dat er ontmoetingsplekken zijn, waar oude mensen naar toe kunnen gaan. Eén van de dingen waar ik dan aan denk is meer investeren in kroegen, waar mensen gewoon heen kunnen gaan, een kopje koffie kunnen drinken, een krantje kunnen lezen. Dat vergt een enorme investering in de sociale infrastructuur, die indruist tegen de toenemende individualisering.”
Er bestaat een app (WeCroak) die ons vijfmaal daags herinnert aan onze sterfelijkheid, geïnspireerd op de Bhutaanse wijsheid dat een gelukkig mens vijf keer per dag stil staat bij de eindigheid van het eigen leven. Wat vindt u daarvan?
“Om met Bert Keizer te spreken; je moet niet iedere dag boven je graf hangen. Af en toe is heel gezond, maar vijf keer per dag? Als ik er steeds aan moet denken dat ik sterfelijk ben, maak ik mezelf zo belangrijk. Ik denk dat de dood sowieso regelmatig in onze gedachten aanwezig is. Alleen al door alles wat we horen en zien in de media. Gelukkig leven is ook niet echt mijn doel. Geluk is vaak iets wat je toevalt, waarvan maar de vraag is hoeveel controle je daarover hebt. En hoe je het ook wendt of keert, er is in het leven altijd ook veel leed.
Sterfelijkheid impliceert natuurlijk dat je je geliefde, je naasten kwijt kan raken en dat heeft zoveel meer impact dan dat je zelf dood kunt gaan. Voor mij is het belangrijker dat je er geregeld met je naaste over in gesprek gaat.”
U schrijft over Michel Foucault, hij heeft het over ‘biomacht’ dat al in de 17e en 18e eeuw tot ontwikkeling komt. Burgers gaan geloven dat gezondheid de hoogste waarde is, we moeten zo lang mogelijk en gezond mogelijk leven. Hoe denkt u daarover?
“Met biomacht bedoelt Foucault dat gezondheid vanaf de 17e eeuw een economische waarde wordt in West-Europese landen omdat het de welvaart bevordert. Wetenschap, overheidsbeleid en politiek gaan zich richten op de optimalisering van de gezondheid van ieder individu. De medici en de overheid overtuigen ons ervan dat wij zo lang en zo gezond mogelijk willen leven. Wij zijn allemaal gaan geloven dat dat de hoogste waarde is. We hebben het zodanig geïnternaliseerd, dat we er voortdurend mee bezig zijn en dat we er ook recht op menen te hebben. Ook een oneindig recht op een IC-plek, wat een enorme belasting van het collectieve budget is. Mijn uitgangspunt is dat gezondheid en gezondheidszorg een gemeenschappelijk goed zijn, dat we met elkaar moeten delen.
Het is trouwens niet zo dat je meteen dood bent, als je geen medische behandeling neemt om je leven te verlengen. Soms leef je dan juist langer. Het rare is ook dat de geneeskunst ons een langer leven heeft gegeven, maar dat die ongezonde periode voordat we doodgaan ongeveer even lang is als 40 jaar geleden. Dat is helemaal niet veranderd. Vanaf je 75e zie je gewoon dat je kwetsbaarheid flink toeneemt. Wat wel veranderd is, is het scenario van het sterven. Vroeger gingen we meer acuut dood aan luchtweginfecties of hartfalen, nu gaat een steeds groter deel van de mensen dood aan Alzheimer. De verwachting is dat in 2050 het aantal diagnoses Alzheimer is verdubbeld.”
U zegt: Niet de zucht naar onsterfelijkheid, maar de betekenis die ouderen hebben en ervaren in het contact met anderen, is doorslaggevend in het besluit over de juiste duur van het leven. Wilt u dat toelichten?
“De onderliggende aanname is dat een leven waarde heeft en houdt, op het moment dat je iets voor een ander betekent of dat de ander iets voor jou betekent. Als je ouder wordt heb je te maken met aftakeling. Van alles wordt minder, we krijgen chronische aandoeningen, gaan slechter horen, slechter zien, we worden sneller vermoeid. Heel veel mensen hebben een stapeling van ouderdomsafwijkingen. Dit heeft gevolgen voor het dagelijks functioneren. Onze sociale kring wordt vaak kleiner. Je leven krijgt een andere betekenis.
Het juiste moment van sterven hangt sterk samen met je fysieke, sociale en financiële situatie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je ernstig ziek wordt. Dat kan een aftakelend proces zijn, heel belastend voor je omgeving. Het kan dan zijn dat je vindt dat je leven lang genoeg geduurd heeft. Dat je accepteert dat het op een gegeven moment ophoudt. Je kunt dan beslissen of je nog alle medische handelingen wilt ondergaan om zo lang mogelijk te leven. Ik vind wel dat dit iets is wat je samen met je omgeving besluit. Je kunt dit alleen maar goed afronden met elkaar als je daarover het gesprek aangaat.”
Het gesprek hierover aangaan met je omgeving, bijvoorbeeld met je kinderen, is dat niet angstig en moeilijk?
“Het is niet gemakkelijk. Vroeger was het minder angstig, denk ik. Een eeuw geleden hadden we allemaal wel een broertje of zusje dat dood geboren was of doodging. Gelukkig is dat nu allemaal verdwenen. Maar het nadeel van dat grote voordeel is dat je de dood bijna niet meer ziet. Nog wel in de media, maar niet in het dagelijks leven.
Het is heel goed voor een mens om een goed sterven van een ander mee te maken. Als je meemaakt dat één van je ouders op een nare manier sterft, dan kun je bang worden voor het sterven en het rouwen kan moeilijker worden. Een goed afscheid is zo helend! Ik voel daar een verantwoordelijkheid in om het ook voor mijn omgeving goed te doen. En het gesprek daarover op tijd aan te gaan.”
U citeert in uw boek Nietzsche: ‘ We moeten het lijden omarmen, het recht in de ogen kijken. Zo niet, dan worden we oppervlakkige mensen.’ Wilt u dat uitleggen?
“De acceptatie van sterfelijkheid gaat bijna altijd gepaard met de acceptatie van het lijden, van de aftakeling, van het geleidelijk aan wegsterven naar de dood. Als je bijvoorbeeld te horen krijgt dat je kanker hebt, dat er geen behandeling meer is of dat je besluit je niet meer te laten behandelen, wil je misschien meteen sterven. Maar mag lijden er op een zekere hoogte bij horen? Pijn en lijden zijn twee van de meest verbindende elementen van het menselijk leven.
Als ouder ga je een enorme binding aan met je kind en probeer je dat kind zoveel mogelijk te vrijwaren van pijn en lijden. Tussen volwassenen, als een geliefd iemand lijdt, wil de ander voor die persoon zorgen. Het lijden wordt iets relationeels, wat betekenis en verdieping aan een relatie geeft. Met name in de laatste levensfase is de diepte die je in die intimiteit ervaart heel waardevol. Afscheid nemen van iemand die stervende is, kan een geschenk zijn voor jezelf.”
Interview door Ria Hullegie