Column: Het literaire prijzencircus
Misschien is de Hans Vervoort Prijs wel de meest wonderlijke literaire prijs in de Nederlandse literatuur. De prijs – een paar jaar geleden ingesteld door de naamgever – bekroont ‘verhalend proza van neerslachtige en toch opbeurende aard’. Dat op zich is al wonderlijk, want daarmee wordt gesuggereerd dat een tekst een gegarandeerde uitwerking heeft op de lezer. Maar wie zegt dat die lezer dat neerslachtige proza als opbeurend ervaart? En wat is neerslachtig proza, en hoe ziet een opgebeurde lezer er uit? Kun je het eerste objectief vaststellen, en het tweede meten?
(Ik heb wel eens meegedaan aan een wetenschappelijk onderzoek naar hoe lezers reageren op een tekst. Inderdaad sloegen de meters af en toe uit – met een badmuts op mijn hoofd, vingers beplakt met electroden, een buikband die wat strak zat en een webcam op twaalf uur mocht ik zoveel lezen in Het bestand van Arnon Grunberg als ik in zestig minuten aankon – maar dat was volgens mij vooral omdat ik schrok toen bleek dat de hoofdpersoon Lilian heette.)
Maar nog even los van de onmogelijkheid om precies vast te stellen wat ‘verhalend proza van neerslachtige en toch opbeurende aard’ is, er is ook het nodige af te dingen op de voorwaarden die gesteld worden: ‘het proza betreft realistische gebeurtenissen in heden of verleden, geen toekomst-verhalen’, ‘de gebeurtenissen vinden plaats in het leven van realistische personages’, ‘de verhalen worden verteld vanuit het perspectief van één personage’, ‘de stijl is bij voorkeur niet overdadig, liefst zuinig’ en ‘zelfspot bij de verteller geldt als pluspunt’. Hiermee wordt de literatuur toch behoorlijk aan banden gelegd en de kracht van de fantasie genegeerd. Maar ondertussen weet je wel precies van wat voor soort boeken Hans Vervoort houdt.
Maar misschien wordt de soep uiteindelijk niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. Want over de vijf genomineerde boeken – Luister (Sacha Bronwasser), Café Terminus (Robert Brouwer), Beste mevrouw Eva (Valentijn de Heer), Klokgelui (Leo Pleysier) en Een vrouw met mooie borsten: het dagboek van Veere Wachter (Elte Rauch) – is al heel veel goeds gezegd en geschreven. En van de drie titels die ik las, dacht ik niet: wat een neerslachtige stijl en/of: wat word ik door dit boek opgebeurd.
De Hans Vervoort Prijs is een van de vele prijzen die een boek of de schrijver van een boek kan winnen. En eigenlijk kleeft aan veel van die prijzen iets. Want zelden gaat het er alleen om de schrijver en/of zijn boek lof toe te zwaaien. Vaker heeft degene die de prijs in het leven riep of prijs financieel mogelijk maakt belang bij de publiciteit die zo’n prijs oplevert. Bovendien: met de verkoop van boeken is veel geld gemoeid. En als een boek een prijs wint of op een shortlist belandt is een opleving in aandacht en verkoop gegarandeerd.
Dat alleen is soms niet genoeg. Hoewel de Libris Literatuur Prijs inmiddels een instituut is, en over aandacht niet te klagen heeft, heeft de organisatie bedacht dat zij de tijd tussen het bekend worden van de longlist en de shortlist wil overbruggen met een extra aandachtmoment: een evenement met de naam ‘Tussen longlist en shortlist’. Er kwamen die avond veel genomineerden opdagen (die zorgvuldig buiten beeld gehouden werden), en er was ook redelijk veel publiek. Maar waar we die avond met zijn allen naar hebben zitten kijken… (niet naar juryvoorzitter Kim Putters, want die was daags daarvoor benoemd als informateur). Ik kwam in elk geval met een mentale kater thuis, omdat ik het idee had voor een karretje gespannen te zijn en niets wijzer te zijn geworden.
Het is een heel circus, dat stelsel van literaire prijzen. Het zijn er inmiddels zo veel dat media steeds selectiever worden in hun berichtgeving. Longlists zijn geen nieuws meer. Sommige prijzen halen het nieuws helemaal niet (meer). Andere staan ter discussie. Zoals ook jury’s ter discussie staan omdat zij of hun keuze niet divers en inclusief genoeg is.
Maar zonder kan het ook niet. Zonder literaire prijzen die een poging doen het kaf van het koren te scheiden sneeuwen er nog veel meer boeken ander dan met. Want zo werkt het voor mij: ik geloof niet in de absolute waarde van literaire prijzen. Ik geloof niet dat het mogelijk is om op strikt objectieve, kwalitatieve gronden prijzen toe te kennen. Maar omdat ook ik meer mis dan ik lees (vrij naar Martin Bril), raak ik door longlists, nominaties en toekenningen in een staat van opperste paraatheid. Een oordeel vellen over de titels die daardoor alsnog op mijn pad komen, doe ik dan vervolgens zelf wel.
Liliane Waanders is (literair) journalist en programmamaker. Zij interviewt inmiddels al dertig jaar schrijvers op podia, is hoofdredacteur van de Boekenkrant, betrokken bij Biografieportaal, maakt een maandelijks het boekenprogramma Bazarow.LIVE in Bieb Neude, schrijft voor diverse bladen en sites en onderhoudt een eigen literaire website: hanta.nl