Meerstemmigheid in de muziek: wordt iedere stem gehoord? En moeten we dat willen?
Senia-leden ontvingen in juli een nieuwsbrief met daarin een interessante column van Liliane Waanders. Het ging over meerstemmigheid in de literatuur. Haar gedachte was dat literatuur niet alleen meerstemmig moet zijn, maar ook ruimte moet bieden aan nieuwe stemmen. Alleen zo wordt literatuur diverser en kan een vormende en emanciperende waarde gaan bieden. Complexe en boeiende vragen levert dit op, maar mijn oog viel op een regel die niet als vraag bedoeld was: zij schreef: "in de muziek is het duidelijk wat meerstemmigheid is”. Iets om hier bij stil te staan.Zoals de literatuur is gegroeid uit de ongeschreven vertelkunst, zo is ook de muziek begonnen met ongeschreven improvisatie. Op de wandelroute van Parijs naar Santiago de Compostella, een gang die de laatste jaren opnieuw ontdekt wordt, zongen de bedevaartgangers al in de 12e-eeuw meerstemmig door een nieuwe dimensie toe te voegen aan de eenstemmige gregoriaanse kerkmelodieën: de éne zingt een bekende melodie, de ander laat de eerste toon, of als hij wil een andere, lang liggen. Zo ontstond de eerste meerstemmigheid in onze Westerse muziekcultuur: vrijheid in gebondenheid, samen ademen, naar elkaar luisteren, maar ieder houdt zijn eigen stem. Toen het allemaal wat complexer werd volstond improvisatie niet meer en werd de muziek opgeschreven. Er kwamen regels. Samen met de Romaanse bouwkunst werd de meerstemmigheid al wandelend door Europa verspreid.
In de Renaissance werd de meerstemmigheid steeds uitbundiger: meer stemmen, meer regels. Maar het belangrijkste was: de muziek kwam dichter bij God, net als de hoge gotische kathedralen die in die tijd werden gebouwd. Er kwamen vier of vijfstemmige missen waarvan de structuur zo ingewikkeld was dat geen mens ze op het gehoor kon herkennen. Er kwamen wereldlijke motetten waar de zangers in vier talen tegelijk onverstaanbaar door elkaar heen zongen. Na zeshonderd jaar strijden musicologen nog steeds over de vraag of de structuur van het 15e-eeuwse motet ’Nuper rosarum flores” van Dufay nu meer past bij de Dom van Florence dan bij de Tempel van Jerusalem. Kern van de zaak is dat muziek in eerste instantie bestemd was voor God: muziek die goed aansluit bij de hemel was belangrijker dan muziek die voldeed aan de smaak van de aardse toehoorders. Muziek als verschijningsvorm van het goddelijke dus.
Rond 1600 waren de mensen het zat: ze eisten verstaanbare, klare muziek. Die kwam er, maar ten koste van de gelijkwaardigheid van de verschillende stemmen. Sindsdien werd de bovenstem, de melodie leidend en daarmee ook goed verstaanbaar. De bas werd tweede, de drager van de harmonie. de andere stemmen worden wel eens vulstemmen genoemd, ze stonden en staan onder aan de hiërarchie. Zo ontstond verscheidenheid en kleur in de muziek, ten koste van gelijkwaardigheid van allen.
En hoe zit het met de tegenwoordige muziek? Compositiestudenten leren op het conservatorium om ouderwets meerstemmig te schrijven, dus muziek waarin alle stemmen gelijkwaardig zijn. Maar gebruiken ze die vaardigheid vaak? Zeker als hulpmiddel, maar niet om nieuwe stemmen te laten horen. In de 21e-eeuw betekent meerstemmigheid ook cross-over: het toelaten van andere culturen, van andere tradities binnen één werk of binnen één voorstelling. Dat geeft kleur en verscheidenheid.
Wat kunnen we leren van deze geschiedenis? Net als in de samenleving gedijt meerstemmigheid niet bij strikte gelijkwaardigheid van iedereen. Juist als iedereen vrij is om op zijn eigen manier in het leven te staan ontstaat een kleurrijk geluid, en juist dan is ieders stem het beste hoorbaar. De kunst laat ons de zoektocht zien naar een compromis tussen enerzijds anarchie, chaos en absolute vrijheid en anderzijds dwingende structuren en regels. De waarheid ligt in het midden en is met geen pen te beschrijven. Maar de kranten zijn er dagelijks vol van.
Een paar luistervoorbeelden:
- Een Alleluja uit het Grote Boek van Magister Leoninus uit de 12e-eeuw;
- Het motet ‘Nuper rosarum flores‘ van Guillaume Dufay uit 1436;
- Het klassieke strijkersensemble Amsterdam Sinfonietta slaat met F. Layegh – Sus-Septed Tempus V een brug tussen Westerse muziek en de traditionele Perzische muziekcultuur