Naar de inhoud
Lees voor

Anna Enquist over Haydn en haar eerste liefde

Het nieuwste boek van Anna Enquist ‘Sloop’ wordt door onze leesclubs komend seizoen het meest gelezen en besproken. In dit gesprek met haar vertelt zij waarom zij dit boek wilde schrijven, waarom Joseph Haydn zo’n belangrijke plek in dit boek heeft en over haar eerste en grootste liefde.

Anna Enquist (Amsterdam, 1945) heeft al veel romans en dichtbundels op haar naam staan. Haar eerste poëziebundel ‘Soldatenliederen’ verscheen in 1991, haar eerste roman ‘Het Meesterstuk’ in 1994. ‘Sloop’, haar negende en meest recente roman kwam uit in 2021.

Ik ontmoet haar in een videogesprek.

Hoe kwam u op het idee om schrijver te worden?

“Ik had jonge kinderen, een baan, ik volgde nog een opleiding bij de psychoanalytische vereniging, toen ik besloot dat ik piano wilde studeren. Ik ging naar het conservatorium, maar het lukte me, door de drukte, niet om na mijn eindexamen het niveau bij te houden. Daar ging ik me zo beroerd over voelen, dat ik besloot helemaal te stoppen met spelen, de vleugel ging dicht. Toen voelde ik me nog vervelender en uit nood, begon ik met het schrijven van gedichten.”

U bent begonnen met poëzie?

“Poëzie ligt het dichtst bij muziek. Er zijn klankverwantschappen en het ritme is bij beide heel belangrijk. Mijn eerste dichtbundel ‘Soldatenliederen’ werd onverwachts een enorm succes. Daar werd ik een beetje overmoedig van. Ik dacht, als het zo makkelijk gaat, kan ik misschien ook eens een langere tekst proberen. Er waren wel onderwerpen waar ik meer ruimte voor nodig had, een vorm waar ik meer in kwijt kon, dus toen ben ik aan een roman begonnen. Mijn eerste roman ‘Het Meesterstuk’ is een uitwerking van de thematiek van Don Giovanni van Mozart. Dat was een opera die mij erg bezighield. Ik had er al eens een gedichtencyclus over geschreven, maar toen dacht ik, ik heb meer tekst nodig, dan kan ik beter laten zien hoe het allemaal in elkaar zit. Dus dat verlangen zorgde ervoor dat ik aan een roman begon.

Mijn tweede roman ‘Het Geheim’ (1996), kwam eigenlijk voort uit het missen van het pianospelen. Ik dacht, als ik nou een roman schrijf over een pianiste die al mijn lievelingsstukken op de piano speelt, dan ga ik misschien zelf ook weer piano studeren. Dat gebeurde niet, maar die roman kwam er wel.”

Hoe schrijft u? Hebt u een vaste structuur? Schrapt u veel?

“Bij het schrijven van een roman schrijf ik elke dag een klein stukje, 500 woorden ongeveer. Ik begin met het lezen van wat ik de dag ervoor heb geschreven en daar verander ik dan iets in en dan brei ik er nog een stukje aan vast. Ik schrap weinig en schrijf langzaam. Ik neem veel tijd om over een woord, een zin na te denken. Dingen opschrijven waar ik niet over nagedacht heb, vind ik zonde. Dan moet ik het weer weggooien, dat doe ik niet graag.

In het begin had ik bij het schrijven van romans echt een onderwerp waar ik heel graag over wilde schrijven. In latere romans was het meer dat ik verlangde naar het proces van schrijven zelf. Ik had behoefte aan een project, waar ik zo’n twee jaar mee bezig ben.”

Zijn uw hoofdpersonen gebaseerd op problematiek die u in uw praktijk als psychotherapeute tegenkomt?

“Natuurlijk heb ik een manier van denken en dat komt ook door mijn vak, dat je niet uit kan schakelen als je een boek schrijft. Ik schrijf nooit over individuele cliënten. Die neiging heb ik nooit gehad. Ik vind het juist zo leuk dat ik alles zelf mag bedenken. Er zijn in het leven zoveel voorschriften. Bij het schrijven kan ik echt mijn eigen baas zijn. Ik vind het heel plezierig om zo’n wereld te schetsen en al die personen te bedenken.”

Wat doet u liever? Poëzie schrijven of een verhaal?

“Het schrijven van poëzie is beknopt, je hebt snel bevrediging, het is sneller klaar. Bij zo’n roman moet je toch maar twee jaar wachten om te kijken of het ook wat is. Aan de andere kant, poëzie kun je minder plannen, je bent veel afhankelijker van invallen. Een roman kan je tot op grote hoogte bedenken en construeren, bij een gedicht moet je eerst maar afwachten of je iets invalt wat de moeite waard is om over te schrijven.”

Hebt u vaak van die invallen of hebt u ook periodes dat u denkt, ik wou dat ik nu eens weer wat poëzie zou kunnen schrijven?  

“Dat heb ik vaak, zo’n periode, dat ik me afvraag wanneer zo’n inval weer komt. Ook nu zit ik in zo’n periode. Ik heb wel wat gedichten geschreven, maar dan meestal in opdracht. Het is toch het mooiste om met poëzie bezig te zijn op grond van je eigen invallen. Ik ben ook niet met een boek bezig. Na ‘Sloop’ heb ik helemaal niet de behoefte gehad om te gaan schrijven. Ik ben eigenlijk vooral muziek aan het bestuderen en spelen.”

Hoe belangrijk is muziek in uw leven?

“Dat is eigenlijk wel het belangrijkste, mijn eerste en grootste liefde, na natuurlijk mijn geliefden. Ik speel het klassieke pianorepertoire. Daarnaast speel ik cello. Ik heb een strijkkwartet. We treden niet op, het is allemaal voor in de huiskamer. Ik heb veel met Ivo Janssen (pianist) opgetreden in binnen- en buitenland. We begonnen in 2001 met preludes van Chopin en gedichten van mij. Dat was de reden dat ik uiteindelijk weer met pianospelen ben begonnen.”

In ‘Sloop’, uw meest recente roman, lijken twee hoofdpersonen te bestaan: Haydn en Alice

“Eigenlijk was ik van plan om een roman over Haydn te schrijven. Ik heb ontzettend veel research over hem gedaan. Hij is een beetje een verwaarloosde componist. Onder musici wordt hij als de grootste beschouwd, groter dan Mozart. Alle vernieuwingen, alle innovatieve vondsten komen van Haydn. Mozart is er toen mee verder gegaan, maar het huidige publiek vindt Mozart veel belangrijker. Ik wilde Haydn een beetje rehabiliteren. ’Sloop’ werd uiteindelijk mijn weg om over Haydn te kunnen schrijven. Ik heb van de hoofdpersoon een componiste gemaakt, die Haydn enorm bewondert.”

Alice lijkt veel maar te laten gebeuren. In haar relaties bijvoorbeeld, ook in haar relatie met een 40 jaar oudere docent die haar enorm bewondert.

“Alice heeft een kille jeugd gehad, dat maakt haar gevoelig voor zo’n docent, die wel geïnteresseerd is in haar, in wat ze denkt en wat ze doet. Ik heb Alice geplaatst in de jaren zeventig, toen ik zelf aan het conservatorium in Den Haag studeerde. Het was toen niet ongewoon dat leerlingen een relatie kregen met hun docent.

Op belangrijke momenten in haar leven neemt Alice wel haar leven in haar hand. In haar kinderwens bijvoorbeeld, maar ook in haar studie en haar werk. Op het conservatorium bestonden in de jaren zeventig geen vrouwelijke compositieleerlingen. Alice komt in een klas met allemaal jongens en niemand weet eigenlijk raad met haar. Ze verdraagt een moeilijke situatie omdat ze dat vak gewoon wil leren.”

De kinderwens van Alice is een belangrijk thema in het boek. Het begint met de sloop van het kunstwerk op de muur. Alice wil een kind, maar ze wil het ook niet.

“Alice heeft een enorme behoefte om haar eigen jeugd beter over te doen. Om een betere moeder te zijn dan dat ze haar eigen moeder beleefde. Tegelijkertijd denkt ze helemaal niet dat ze dat kan, dus ze blijft tot aan de laatste bladzijde enorm ambivalent over die kinderwens. Eindelijk is ze zwanger, ze heeft veel succes als componist, haar compositie wordt uitgevoerd door het beste orkest, ze staat op het toneel om het applaus van het publiek in ontvangst te nemen en dan zie je dat ze er toch geen raad meer mee weet.”

Leest u zelf veel?

“Ja, heel veel, van alles, heb ik altijd gedaan. Ik denk dat ik wel twee boeken per week lees. Hoe ik dat voor elkaar krijg weet ik ook niet, maar ik doe het wel. Soms gewoon voor ontspanning, maar ook omdat ik gehecht ben aan bepaalde auteurs. De laatste jaren lees ik vooral Engelstalige vrouwelijke auteurs. Bijvoorbeeld Jane Gardam en Elisabeth Strout.”

Hoe beleeft u de levensfase waar u nu in bent?

“Ik vind de kleinkinderen, onze zoon heeft drie kinderen, geweldig. Nu ik van mezelf niet meer meteen aan een nieuwe roman hoef te beginnen, ervaar ik meer rust en de dagen zijn te overzien. Maar alles wordt toch wel gekleurd door het besef dat het afloopt. Ik heb nog een kleine psychotherapie praktijk, maar nieuwe cliënten durf ik niet meer aan te nemen. Leeftijdgenoten sterven of worden krakkemikkig. De kring van vrienden en kennissen om me heen begint uit te dunnen. En als je de tachtig nadert word je niet meer gevraagd voor leuke besturen. Dat is eigenlijk wel wat vreemd in een tijd waarin zoveel geroepen wordt om diversiteit. Ik zou zeggen, verbreek dat spectrum een beetje, het is niet zo gek om een wat ouder iemand in zo’n bestuur erbij te hebben.

Misschien wel iets om een boek over te schrijven, de emancipatie van de oudere mens.”

Ria Hullegie

Leeswijzer Sloop >