Naar de inhoud
Lees voor

Column: Het beste uit een boek halen

Ik weet niet of u wel eens in de verleiding komt om in het spoor van een boek te reizen. Of u wel eens de dringende behoefte gevoeld heeft om ter plekke poolshoogte te nemen. Zodat u zich nog beter kunt voorstellen hoe het een personage te moede is. Of gewoon om te zien waar het verhaal zich afspeelt. Al weet u net zo goed als ik, dat de schrijver van een roman zich niet per se aan de werkelijkheid hoeft te houden. Zelf heb ik dat regelmatig. Ook al weet ik dus dat dat reizen in het spoor van het boek tot grote teleurstellingen kan leiden: ik doe het af en toe stiekem toch.

Dankzij het internet is dat bovendien een fluitje van een cent. Google Streetview maakt veel in de literatuur vastgelegde en beschreven locaties voor iedereen bereikbaar. Moest ik bijvoorbeeld vroeger voor de ‘Indische duinen’ nog helemaal naar Bergen aan Zee, tegenwoordig is het een kwestie van even inzoomen en je bent er. Niemand die merkt dat je nieuwsgierig naar binnen probeert te kijken door de ramen van het voormalige koloniehuis.
In Het voorval beschrijft Annie Ernaux hoe ze jaren nadat ze op 15 januari 1964 in de Passage Cardinet een ‘engeltjesmaakster’ bezocht, terugkeert naar het ‘plaats delict’. Daar wilde ik bij zijn. En dus wandelde ik met haar mee, om te constateren dat het inderdaad een mistroostig straatje is, maar niet zo armzalig en achteraf als ik het me tijdens het lezen voorstelde. Maar ik heb geen enkele behoefte om er tijdens mijn eerstvolgende bezoek aan Parijs daadwerkelijk doorheen te lopen.
Anders is dat met het zand tussen Hotel Les Roches Noires en de zee. Dat strand in Trouville is een essentieel onderdeel in verhalen, toneelstukken en films van Marguerite Duras. In mijn verbeelding ben ik er al heel vaak geweest. En soms kon ik de verleiding echt niet weerstaan om via de trap die haar naam draagt dat strand op te lopen. Die paar vierkante meters Trouville, wat zou ik daar graag een keer staan.

Het heeft natuurlijk iets oneigenlijks. Waarom verkiest een lezer die gaat voor de verbeelding en zweert bij het lezen van romans een gestolde werkelijkheid boven een levendige fantasie. Een bedevaart is nog tot daar aan toe – die kan beschouwd worden als een eerbetoon, maar een lezer die zich digitaal naar een min of meer herkenbare plaats van handeling rept, moet daar een heel goede reden voor hebben. Dat het kan, is geen excuus.
Schrijvers laten niet voor niets het nodige aan de verbeelding over: ze anticiperen op het voorstellingsvermogen van hun lezers en vertrouwen op de ongeschreven wet van de suspension of disbelief. Op de bereidheid van de lezer om te accepteren dat zij zich tijdelijk in een fictie universum bevinden en zich daar volledig aan overgeven.

Nog niet zo lang geleden reisden twee vrienden van mij naar IJsland en naar Noorwegen om plaatsen te bezoeken waar de roman Wachtruimte in de Atlantische Oceaan van Mona Høvring zich afspeelt. Ze deden dat niet uit nieuwsgierigheid. Ze deden dat voor hun werk. De een – de vertaler van de roman – deed het om te controleren of ze essentiële aspecten in de roman juist geïnterpreteerd had. De ander – beeldend kunstenaar – liet zich ter plekke inspireren voor een serie tekeningen die ze naar aanleiding van Wachtruimte in de Atlantische Oceaan wilde maken.
Hun reis loonde. Hoewel de vertaler geen woord hoefde te wijzigen. Wat de reis haar opleverde was: weten dat de keuzes die ze maakte de juiste waren. ‘Ik snap n wat er staat. Ik weet nu zeker dat het klopt’, zei ze nadat ze in Noorwegen de aluminiumfabriek bezocht had de schrijfster in haar jonge jaren werkte en haar personage laat werken, en zich had laten uitleggen hoe dat eigenlijk in zijn werk gaat: aluminium ‘maken’.
Voor de beeldend kunstenaar was het bezoek nog veel vruchtbaarder. Haar tekeningen zijn geen illustraties, het zijn op impressies – hoewel wie de roman gelezen heeft de terugkerende elementen in het boek zeker zal herkennen. Zij wilde naar IJsland en naar Noorwegen om er te zijn. Om te ervaren. ‘Alles in IJsland was donker, groen, mossig. Blauwig. Het azuurblauwe water. Ik heb met het kiezen van  kleuren gewacht tot we daar geweest waren. Dat was voor mij een nieuwe manier van werken: je direct door het landschap laten inspireren.’

Wat de vertaler en de beeldend kunstenaar deden is niet te vergelijken met de uitstapjes die ik maak met mijn laptop op schoot. Zij gingen heel doelgericht en kwamen terug met nieuw, autonoom werk. De vertaler net zo goed als de beeldend kunstenaar. Zij haalden het beste uit het boek en zorgden voor toegevoegde waarde.

Liliane Waanders is (literair) journalist en programmamaker. Zij interviewt inmiddels al dertig jaar schrijvers op podia, is hoofdredacteur van de Boekenkrant, betrokken bij Biografieportaal, maakt een maandelijks het boekenprogramma Bazarow.LIVE in Bieb Neude, schrijft voor diverse bladen en sites en onderhoudt een eigen literaire website: hanta.nl