Naar de inhoud
Lees voor

Column
Is Jas een jongen of een meisje?

Twee weken geleden leidde ik een open leesclub over De avond is ongemak van Lucas Rijneveld, die toen zijn roman verscheen nog Marieke Lucas Rijneveld heette (debuteren deed hij als Marieke Rijneveld, met de bundel Kalfsvlies). Het was een geanimeerd gesprek, waarin uiteindelijk ook de vraag opgeworpen werd of de interpretatie van en de waardering voor De avond is ongemak (op termijn) beïnvloed zal worden door Rijnevelds keuze om vanaf nu als Lucas door het leven te gaan. We vroegen ons zelfs even af of het feit dat Marieke Lucas is geworden gevolgen zal hebben voor het werk zelf: zal bij een volgende druk de tekst herzien worden en het geslacht van personages aangepast worden?

Die laatste vraag werd natuurlijk ingegeven door de werkelijkheid waarop de roman van Lucas Rijneveld gebaseerd is. Net als het personage Jas verloor Marieke Rijneveld op jonge leeftijd een broer. De avond is ongemak is een roman over veel, maar zeker ook over een door de dood en de bijbehorende verlies en rouw verstoorde broer-zusrelatie. Maar als Marieke zich wellicht ook tijdens het schrijven al meer Lucas voelde, gaat het in De avond is ongemak dan niet onbewust over hoe twee broers zich tot elkaar – en de rest van de leden van het gezin – verhouden? En bestaat er dan een mogelijkheid dat Jas na verloop van tijd een hij wordt? Zelfs zonder dat de schrijver besluit om de tekst van zijn roman aan te passen. Dus alleen in de hoofden van lezers. Zeker in de hoofden van toekomstige lezers die geen getuigen zijn geweest van Rijnevelds transitie.

Rijneveld is niet de eerste auteur waarvan ik de transitie ‘meemaak’. Ik las van Dirkje Kuik, Renate Stoute, Maxim Februari, Tobi Lakmaker en Valentijn Hogenkamp ook boeken die zij voor hun transitie schreven. Rijneveld zal ook niet de laatste zijn: binnenkort verschijnt de bundel homeland noord-holland van Han van Wieringen, van wie ik werk dat verscheen onder de naam Hannah van Wieringen ken. Natuurlijk ben ik benieuwd of Van Wieringen in die nieuwe bundel voortbouwt op zijn debuut hier kijken we naar of de kleine roman De kermis van Gravezuid of zichzelf door of dankzij zijn transitie als schrijver opnieuw uitvindt. Onder die vraag kom ik als oeuvrelezer niet uit.

Daarmee zeg ik niet en wil ik al helemaal niet suggereren dat aan een literaire tekst af te lezen is of hij geschreven is door (non-) binaire auteur. En anders dan gesuggereerd wordt in de niet altijd met even eigenlijke argumenten gevoerde discussie over culturele toe-eigening, huldig ik het standpunt dat een auteur die zijn/haar/hun/diens vak verstaat, in staat is en moet worden gesteld om over alles en iedereen te schrijven. (Maar ik vind ook dat die schrijver vervolgens niet per de eerst aangewezene is om het woord te voeren als er (ervarings-)deskundiger pleitbezorgers beschikbaar zijn.)
Mijn vraag is ook geen verkapte vorm van autobiografisch lezen. Als ik me afvraag of een schrijver zich na een transitie opnieuw uitvindt, dan heeft dat niets te maken met een op het privéleven van die schrijver gerichte nieuwsgierigheid.

Maar als ik wil weten of een auteur na een transitie nog dezelfde auteur is als daarvoor, is dat – behalve een vraag naar de ontwikkeling van een individueel oeuvre – een vraag die gesteld wordt in de context van literaire aannames en vooroordelen. In de literatuur is sprake van een hoge mate van genderongelijkheid. De aandacht en waardering voor werk van vrouwelijke auteurs loopt van oudsher achter bij de aandacht en waardering voor het werk van hun mannelijke collega’s.
Die genderongelijkheid suggereert dat altijd en objectief vastgesteld kan worden dat mannen en vrouwen niet op dezelfde manier schrijven. Dat het dus mogelijk is om elke tekst te herleiden tot de genderidentiteit van een auteur.
Door een toename van het aantal transauteurs zou die werkelijkheid en dat beeld kunnen kantelen. Als de genderidentiteit van een mens fluïde is, gaat dat voor die van een tekst wellicht of waarschijnlijk ook op. Dat inzicht zou kunnen leiden tot minder vooringenomenheid en, op termijn, het afnemen van de genderongelijkheid in de literatuur.

Maar het is nog te vroeg om daar al uitspraken over te doen. En dus heeft speculeren over de gevolgen van hun transitie voor de aandacht en waardering voor en de interpretatie van het werk van individuele auteurs geen zin (ook niet als het over Lucas Rijneveld gaat).
Maar als het waar is wat Connie Palmen in het essay ‘Lola: dubbelzinnig’ in Voornamelijk vrouwen schrijft over trans – ‘Ik geloof dat trans in de kern gaat over echt en onecht. Het gaat om het recht op echt […]’, en het door de toegenomen vrijheid om te kiezen mogelijk is om lot om te vormen tot plot – hoeven (trans)schrijvers zij zich niet alleen niet langer in allerlei genderbochten te wringen, maar neemt ook de waarachtigheid van de literatuur toe. En waarachtige – dat is niet hetzelfde als waar-achtige – literatuur is, waar het voor de schrijver en de lezer uiteindelijk om gaat.


Liliane Waanders (1963) is (literair) journalist en programmamaker. Zij interviewt inmiddels al dertig jaar schrijvers op podia, is betrokken bij Biografieportaal, schrijft recensies voor Awater en de Poëziekrant, maakt met Roeland Dobbelaer een maandelijks boekenprogramma: Bazarow.LIVE in Bieb Neudeen onderhoudt een eigen literaire website: hanta.nl