Naar de inhoud
Lees voor

Elizabeth Kooman: auteur leeswijzers 

Sinds haar studie Nederlands schijft Elizabeth Kooman voor diverse redacties. Zo is ze recensent bij Trouw en Nederlands Dagblad. Voor Senia schreef zij tientallen leeswijzers moderne literatuur. Wie is deze vrouw die zo vakkundig de pen hanteert? Hoe pakt zij het aan om in korte tijd zoveel boeken te analyseren en te voorzien van prikkelende discussietips?

Wij spreken elkaar in haar appartement in Leiderdorp met fraai uitzicht op een park in herfstkleuren. Eén wand van de kamer is voorzien van een enorme boekenkast, in een hoek ligt een geordende stapel speelgoed van haar twee jonge, schoolgaande kinderen.

Heb je het lezen van huis uit meegekregen?

“Ik lees altijd al, eigenlijk van kind af aan. In Middelburg, waar ik woonde, is een mooie, grote bibliotheek. Iedere week ging ik daar naartoe en kwam ik met een stuk of tien boeken thuis. Een week later waren die allemaal uit. Mijn moeder is ook een lezer, dus ik werd wel gestimuleerd. Ik zocht graag de rust op en vond het fijn om in mijn eigen gedachtewereld te zijn. Later, op de middelbare school, is dat gebleven. Nederlands vond ik leuk, vooral het leesgedeelte. Ik had voor dat vak steeds goede docenten, die hebben er zeker een rol in gespeeld dat de liefde voor boeken is gebleven. Ik denk dat ik literatuur lezen zo fijn vind, omdat je er een ruime blik op de wereld van krijgt. Je hoeft niet ver van huis om toch heel veel mee te krijgen. Je kunt er een open houding van ontwikkelen: zoals je nieuwsgierig bent naar de personages, zo kun je ook benieuwd zijn naar de mensen om je heen en verder weg.”

Wat is je opleiding?

“In 2003 ben ik in Leiden Nederlands gaan studeren. Mijn afstudeerscriptie ging over het recenseren van boeken. Zo combineerde ik moderne letterkunde met taalbeheersing. Ik heb toen drie recensenten onderzocht, namelijk Elsbeth Etty, Hans Goedkoop en Arjan Peters. Ik heb eerst gekeken naar wat zij zelf zeiden over het vak van recenseren: waar moet volgens hen een recensie aan voldoen. Daar heb ik een model van gemaakt en vervolgens heb ik hiermee hun eigen recensies geanalyseerd.”

Je bent inmiddels recensent bij twee kranten. Hoe ben je op die plek terechtgekomen?

“Aan het eind van mijn studie ben ik gaan werken voor het literaire tijdschrift Liter. Daar heb ik veel redactie-ervaring opgedaan en ben ik gaan schrijven over literatuur. Zo rolde ik bij het Nederlands Dagblad binnen, waar ik nu al sinds 2010 recensent ben. Ook heb ik in een boekwinkel en een bibliotheek gewerkt. Naast mijn werk als freelancer had ik zo een stukje zekerheid, maar wel altijd in het boekenvak en met veel plezier. Ik pakte gewoon aan wat ik op dat moment en op de plek waar ik woonde kon doen en toen is uiteindelijk het freelancen de hoofdmoot geworden. Ik heb een tijd voor NBD-Biblion gewerkt als recensent en als schrijfster van uittreksels van jeugdboeken. Al langere tijd doe ik correctie- en redactiewerk voor uitgevers. Verder begeleid ik mensen bij het schrijven van een roman, dan kijk en denk ik mee. Vanaf begin 2023 schrijf ik ook recensies voor Trouw. In deze tijd van het jaar heb ik altijd veel werk voor Senia.”

Hoe is het om voor Senia te werken?

“In 2014 kreeg ik via een vriend de vraag om net als hij leeswijzers te gaan schrijven en daar heb ik graag ja op gezegd. Ik heb hier bij Senia te maken met mensen die allemaal van literatuur houden en voor de inhoud gaan; daar hou ik van. Bovendien vind ik het prettig om een roman heel goed te lezen. Dat doe ik voor een recensie ook, maar daar heb je weinig tijd en ruimte om er vervolgens een hele analyse op los te laten. Bij Senia kan ik de diepte in gaan. Ik lees er dingen omheen, kijk naar de context en naar wat de auteur nog meer heeft geschreven. Het is een kwestie van ‘graven’, wat ik erg graag doe. Ik heb ook altijd veel plezier in het maken van de discussievragen. En als ik dan een reactie van een leesclub krijg, bijvoorbeeld over wat zij met de creatieve vragen hebben gedaan, dan vind ik dat helemaal geweldig.”

Je hoort vaak dat het maken van een leeswijzer een hele klus is. Hoe pak jij dat aan?

“Meestal heb ik het boek niet eerder gelezen. Om het sneller en ook meteen grondig te kunnen doen, begin ik met me inlezen: wat is er al over het boek geschreven; wat heeft de auteur nog meer geschreven; zijn er thema’s die vaak terugkeren in zijn werk? Met die bagage ga ik vervolgens het boek lezen. Ik zit er dan al een beetje in en kan heel alert lezen. Ik schrijf ontzettend veel mee op papier. Bepaalde elementen waar ik op wil letten, zoals over de stijl of het thema, noteer ik in hoofdletters met de pagina erbij. Dat kan ik dan snel terugvinden. Ik lees een boek één keer met heel veel aandacht. Doordat ik dit werk veel doe, gaat het ook steeds sneller.”

Zeg je weleens nee tegen een boek?

“Nee, dat doe ik eigenlijk nooit, want ik wil me graag laten verrassen. In de vakantie lees ik gewoon lekker een boek voor mezelf, maar de houding van kritische lezer kan ik nooit helemaal uitzetten. Ik hou zelf het meest van boeken waarin met weinig woorden veel wordt gezegd. Ik noem dat ’subtiele’ boeken, zoals Het lichtje in de verte van Antonio Moresco en Shtetl City van Joachim Schnerf. Daarnaast lees ik ook graag jeugdliteratuur.”

Kun je tot slot nog iets vertellen over je werk als recensent?

“Dat is heel leuk, ik hecht erg aan mijn vrijheid en ik kan hierbij zelf mijn tijd indelen. Maar ik moet dan wel altijd ergens iets van vinden en ik vind niet altijd ergens iets van. Je zult van mij over het algemeen geen harde recensies lezen, al durf ik natuurlijk wel kritiek te leveren. Door al het werk dat ik gedaan heb, weet ik hoe ingewikkeld het is om een boek te schrijven, hoe hard de schrijver eraan gewerkt heeft. Het is zo gemakkelijk om dat vanaf de zijlijn af te knallen. Soms nekt zich mijn bescheidenheid. Dan denk ik: Wie ben ik dat ik hier iets van ga vinden?”

Wil de Graaf