Naar de inhoud
Lees voor

Interview: Willem du Gardijn

Romanschrijver Willem du Gardijn is van oorsprong historicus. Hij schreef twee verhalenbundels en drie romans. Zijn laatste boek, Het einde van het lied (2021), stond op de longlist van de Libris Literatuur Prijs en de Boekenbon Literatuurprijs 2022. Het staat dit jaar op de keuzelijst Moderne Literatuur van Senia. In deze roman gaat het over de classicus Adriaan, die na de plotselinge dood van zijn vrouw naar Italië vertrekt om verder te werken aan zijn boek over keizer Hadrianus.

In Het einde van het lied zitten drie verhaallijnen, elk in een apart deel, die met elkaar samenhangen: de dood van Aimée, de zoektocht van Adriaan in Italië en de laatste dagen van Hadrianus. Welke was er het eerst?
Willem du Gardijn: “De derde verhaallijn, was er het eerst, althans in het beginstadium. Dit deel reageert rechtstreeks op Herinneringen van Hadrianus van Marguerite Yourcenar. Ik wilde niet een slaafse navolging daarvan schrijven, want dan zou het niet meer dan een post scriptum worden. Het duurde even voor ik de juiste toon te pakken had; ik heb hier het langst over gedaan. Het was lastig om over de Romeinse Oudheid te schrijven, want voor je het weet staat er een anachronisme in. Maar de grootste uitdaging was: ik wilde verder gaan waar Yourcenar gestopt is, dichter bij de dood van keizer Hadrianus komen. Toen ik twintig jaar geleden Yourcenars boek las, dacht ik: waarom stop je hier, het wordt nu juist interessant? Een keizer die het hoofd is van zeventig miljoen onderdanen, weet dat hij niet lang meer te leven heeft. Hij moet net als ieder ander zijn sterfelijkheid onder ogen zien. Hoe doe je dat als keizer? Dat vond ik een fantastisch gegeven. Hadrianus vertrekt vanuit zijn Villa Adriana in Tibur (Tivoli) naar Baia, dat is zo’n 100 mijl. Hij laat zich vervoeren in een kar achter vier paarden, voelt zich doodziek en is heel treurig, want hij moet zijn grote levenswerk achterlaten. Zijn geliefde, Antinoüs, is dan al gestorven.”

De vorm van je boek is bijzonder. Het is een drieluik: drie hoofdstukken met elk een eigen hoofdpersoon en een eigen stijl. Was deze opzet er al meteen?
“Het gegeven van deel 3 had ik willen gebruiken voor een kort verhaal, maar op aanraden van mijn uitgever werd het een roman. Toen moest ik een classicus verzinnen die dat onderzoek naar Hadrianus ging doen en die heb ik vervolgens een drama gegeven, namelijk het verlies van zijn vrouw. Vanuit het bewustzijn van de dood, waarmee hij zelf geconfronteerd is, en het gevoel van eenzaamheid gaat hij op zoek naar de dood van Hadrianus. Hij is hierin dus een ervaringsdeskundige. De reis naar de dood van de keizer is opnieuw een reis naar de dood van zijn vrouw. Het verhaal is een drieluik, maar op een dieper niveau is het ook een geheel. Je kunt het vergelijken met de drieluiken zoals die in de middeleeuwen werden geschilderd. De centrale voorstelling is dan deel 3, met links het verlies van zijn vrouw en rechts zijn wetenschappelijke worsteling hoe je Hadrianus’ levenseinde onder woorden kunt brengen. Het boek gaat er in de kern over dat we uitgerekend over datgene wat ons het meest bepaalt, namelijk onze sterfelijkheid, het minst kunnen zeggen.”

Wat wilde je ons, de lezer, over de dood meegeven?
“Dit boek laat zien dat je er toch wel iets over kunt zeggen. Het is mogelijk om dichter bij de dood te komen. Dat is ook onze opdracht, want de doorleving van de vergankelijkheid behoedt ons voor hebzucht, materialisme en andere kwalijke zaken. Ik wil overigens geen moralist zijn. Ik wil laten zien dat het moeilijkste ook het mooiste kan zijn, en andersom. Er is altijd iets nodig om door de orde van onze dagelijkse belevenissen heen te breken en dat te ervaren. Er moet iets op het spel gezet worden, iets wringen, ontregeling is nodig”.

Je bent opgeleid tot historicus. Wat kun je beter in fictie kwijt dan in geschiedschrijving?
“Marguerite Yourcenar zegt in Herinneringen van Hadrianus iets over haar schrijfproces. Ik heb deze zin ook in dit boek opgenomen: ‘Eén voet in de wetenschap, de andere in de magie, of nauwkeuriger en zonder beeldspraak gezegd, in de sympathische magie die daarin bestaat dat men zich in gedachten verplaatst in het innerlijk van een ander’. Dat is het hele proces van dit verhaal. Je hebt de wetenschap en de magie allebei nodig. Het is ook precies wat ik heb meegemaakt toen ik in Rome en in Napels zat. In zekere zin ben ik zelf die Adriaan uit deel 2. Daar had ik de magie van de zoektocht naar het leven van de keizer, maar tegelijkertijd heb ik me wetenschappelijk moeten verantwoorden. Die twee, wetenschap en magie, zijn mijn grote liefdes en het is mijn levensdoel om die bij elkaar te brengen.”

Je krijgt veel complimenten voor je schrijfstijl. In een van de recensies over dit boek is sprake van een ‘fijnzinnig penseel’. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?
“Schrijven bestaat uit meerdere fases. Fase een is de grove expressie, daar zet je de grote lijnen uit. Dat is echt creatie. Daarna is er natuurlijk nog de nodige technische arbeid, waarin je vooral veel gaat schrappen. Het moet ook lekker lopen, de zinnen moeten vloeien, maar af en toe ook schuren en met horten en stoten gaan. Het is altijd zo dat je op zoek bent naar een vorm die aansluit bij de inhoud. Sinds ik ouder word en meer geschreven heb, merk ik meer en meer dat het alleen de vorm is die van belang is, dat de inhoud er minder toe doet. Pas als je weet hoe je het moet opschrijven, kan het bijzonder worden. Het zoeken naar de toon is het moeilijkste van het geheel. Je bent met zo’n boek in eerste instantie lineair bezig, van voor naar achter. Op een gegeven moment wordt het dan circulair. Dan lees je je tekst voortdurend opnieuw en zorg je ervoor dat begin en eind bij elkaar komen en ook het midden. Alles waar je aan twijfelt, kan weg. Discipline is daarbij belangrijk en ook weten dat een crisis nooit erg is, maar je helpt om verder te komen, naar een hoger niveau. Dat is wel makkelijker gezegd dan gedaan.”

Hoe heb je de route die in het boek beschreven staat zelf afgelegd?
“Ik heb eerst zes weken in Rome doorgebracht. Daarna ben ik met de trein en deels met de auto naar Tivoli gereisd en later naar Napels en Baia. Onderweg zocht ik dan steeds naar punten in het landschap die nog hetzelfde zijn als toen Hadrianus daar in de tweede eeuw doorheen reisde. Bruggen zijn vaak aanwijzingen van plaatsen waar destijds al rivieren werden overgestoken. Helaas is een groot deel van de Via Latina verdwenen, omdat er een autoweg werd aangelegd. Op mijn website staat een filmpje dat ik gemaakt heb vanaf de hoogste toren van de Villa Adriana. Daarvandaan kun je een heel eind het dal in kijken en als het ware de route volgen die Hadrianus met zijn stoet door het landschap maakte.”

Je boek wordt gelezen door 166 Senia- leesclubs. Hoe belangrijk is voor jou het contact met lezers?
“Ik heb veel waardering voor lezers en ik vind het fantastisch dat er een organisatie als Senia bestaat. Als er geen mensen zijn die je boek lezen, kun je er als schrijver wel mee kappen. Lezers zijn misschien wel net zo belangrijk als schrijvers. Het is goed om mensen te enthousiasmeren voor het lezen, waar zoveel moois is te ontdekken. Ik treed af en toe op bij leesclubs. Dus als een Senia-leesclub daarin geïnteresseerd is, kom ik graag langs. Ik vind het leuk om over het maakproces te vertellen, hoe het boek tot stand komt. Momenteel ben ik bezig aan een roman over de vriendschap tussen twee vrouwen in de jaren tachtig in de DDR. Het komt in september uit en heeft als titel: Het koor van de 300 moordenaressen.”

Tekst: Wil de Graaf

Willem du Gardijn, Het einde van het lied. Uitgeverij Koppernik, 2022.

https://willemdugardijn.nl (Met het filmpje vanaf Villa Adriana)

Foto: Elisabeth van Sandick